
den gemeenschappelijken vijand op; de ambtenaar werd bevrijd, en de
keizer, dien men als een roover beschouwde, moest met schade aftrekken.
De Tartaren -waren inmiddels tot Canton voortgerukt. Deze plaats
bevond zieh toenmaals reeds in bloeijenden Staat; daar niemand haar
verdedigen kon, tfad een rijk man op en verklaarde, dat hij het vader-
land in bescherming nam. Hij verzamelde een groot aantal vrijwilligers,
en versloeg de Tartaren geheelenal. Vervolgens begaf hij zieh naar
Tschao tscheu fu, om het oostelijk gedeelte der provincie te verdedigen,
maar werd daar belegerd, en verdronk zieh, toen hij geen middel tot
redding zag. Zijn naam is Hiang fei, en wordt tot op dit oogenblik eervoi
vermeld.
Na zoovele pogingen om het juk der Mongolen af te schudden, en den
beldhaftigsten tegenstand van enkelen, die trouwens nooit genoegzaam
ondersteund werden, rekende Tuon ti het eindelijk in het jaar 1277
noodig zieh aan den overwinnenden vijand te onderwerpen. Maar juist
in dit tijdstip werd het leger der Mongolen teruggeroepen. Met spoed
trokken de ontelbare ruiters uit alle provincien af, om zieh naar Tartarije
te begeven, waar een bloedverwant van Hu pi lai zieh bijkans van de
geheele woestijn had meester gemaakt en hemzelven dreigde te onltroonen.
Pe jen voerde ook hier zeer meesterlijk het bevel, sloot den vijand in,
sneed hem den toevoer yan levensmiddelen af, en toonde zieh een be-
schermer des troons. De oproerlingen werden in zeer körten tijd geslagen
en bijna vernield; het vreesselijke overwinnende leger vertrapte nu
weder de velden van China.
De Chinesche staatslieden, die slechts over Kong fu tse, Jao en Schun
wisten te snappen, hadden zieh de afwezigheid der Mongolen geenszins
len nutte gemaakt. Zij beloonden zieh radeloos in gevaren, trotsch en
aanmatigend, wanneer het geringste gevolg hunne wapenen bekroohde;
in plaats van edelaardig iets tot heil van het vaderland te ondernemen,
trokken zij met den keizer aan de kust van Kuang tong rond, waar zij
niet ver van het tegenwoordige Hang kong een paleis begonnen te bouwen.
Het ongeluk volgde hen echter op de hielen; want hoezeer het volk
vrijwillig groote sommen gelds en eene tamelijke hoeveelheid bouwstoffen
gaf, werd er evenwel niets tot stand gebragt. In een van de vreesselijkste
slormen, die op deze kust menigvuldig zijn, werd ’skeizers vaarluig
omgeworpen; zijn geheele gevolg vond den dood in de golven, maar
Tuon ti werd gered, om van de heldhaftige verdediging van Tschao
tscheu te hooren en vervolgens ten grave te dalen. Men had eerst besloten
om de vlugt te nemen naar Kambodja; maar er waren te veel raadgevers,
en het ontbrak geheel aan de uitvoering der plannen.
De weinige Grooten, die hunnen heer gelrouw gevolgd waren, be-
noemden nu Ti ping, een kind, tot keizer, en een hunner hield eene
krachtige rede, waaruit zijne liefde tot het vaderland in de helderste
kleuren doorstraalde. Terwijl men zieh bezig hield met het bouwen
eener residenlie, zulk eenen monarch waardig, werd het Chinesche
leger, dal men weder bijeengebragt had, geslagen. De Mongolen hadden
ditmaal de wreedheid, om een der heldhaftigste vijandelijke generaals
op het vuur te roosteren, terwijl een ander met al zijn have in vrijheid
gesteld werd. In de zuidelijke landen was er hongersnood en ongeluk;
overal gevoelde men den geesel des oorlogs en treurde over het leed, dat
het volk te dragen had, zonder het geringste hulpmiddel aan te wenden.
Al wat van Ti ping’s aanhang was overgebleven bestond slechts in eene
vloot, die daarenboven werd aangevoerd door een generaal Tschangtschi
jeu, die niets van het zeewezen wist. Hij was een dapper generaal, maar
geen admiraal, had alles beproefd om het rijk te redden, maar was on-
gelukkig geweest, en verwachtte nu den vijand in eene baai, in de om-
streken van Namoa. De Mongolen hadden werkelijk eene vloot; zij vielen
daar op de Chinezen aan, maar konden wegens hunne onbekwaamheid in
de zeediensl niets uitriglen. Eindelijk zag Tschang tschi jeu dat hij om-
singeld was. Toen leverde hij een slag, waarin geen der partijen de over-
winning behaalde. Door een dikken nevel en donker weder begunstigd,
gelukte het hem met zestien jonken den vijand te ontsnappen. Het vaar-
tuig des keizers, dat grooter was dan de anderen, stiet op het zand, en in
plaats van den jongen vorst op eene andere jonk overteschepen, nam
Lu siu fu, een der hovelingen, hem in zijne armen, wierp eerst zijne
vrouw en kinderen in het water, en sprong vervolgens zelf met zijn
gebieder in den vloed (1279). Zoo eindigde de dynastie der Song, nadat
zij gedurende 319 jaren (960—1279) in het bezit van den Chineschen
troon geweest was. Men kon onmogelijk lafhartiger en minder zijne ver-
hevene betrekking waardig handelen, dan de Chinesche mandarijnen, de
generaals enz. zelfs al degenen, die zelfmoord pleegden, in plaats van
het land tot hun laatsten droppel bloeds te verdedigen, verdienen beris-
ping, en geen lof.
Tschang tschi kie, de eenige held, die in het leven bleef, wilde met de
vloot naar Tun kin trekken, om van daar nieuwe proeven te nemen tot
herstelling van den troon. Doch er stak een vreesselijke störm op, en ook