
ook zoo zwaar als lood op de natie rustle. Wilde nu iemand hunne oproeping
niet volgen, dan trokken zij het zwaard, vernielden zijn huis en al wat
liij had, en maakten hem of tot slaaf of braglen hem op staande voet om
’t leven. De schrik ging deze horden vooruit; iedereen sidderde als zij
naderden, en orn de verwoesting le keeren, zoowel als om zieh van de
mandarijnen te redden, zwoeren tienduizenden den eed van trouw aan
de opstandelingen. Toen deze eed eenmaal afgelegd was, beschouwde
de overheid het arme geplaagde volk als medepliglig aan de zamenzwe-
ring, en behandelde het met grenzenlooze gestrengheid, zoodra de Water-
lelies het land onlruimd hadden. Men kan zieh gemakkelijk voorslellen
dat de menigte daardoor tot het uiterste gedrongen, en het ten laatste
onmogelijk werd, de kiem van den opstand te verstikken; want de
wreede behandeling der mandarijnen hield de onderdanen in voorl-
durende gisting.
Het zonderlingste bij deze zaak was , dat zieh onder de rebellen
niemand tothoofd opwierp , helgeen in zulke onrustige tijden gewoonlijk
’t geval is. De benden trokken zonder plan in ’t rond, en het scheen
alsof het eenig ooginerk was het land te verwoesten. Indien zij met
meer verschooning gehandeld en op liet hoofddoel, de verdrijving der
Man fschuren, gewerkt hadden, dan zou het misschien melden troon
van Kia king gedaan zijn geweest. Maar de gegoede klassen vreesden
de opstandelingen meer nog damde mandarijnen, en daardoor koq de
regering het gedeelte der natie, dat den meeslen invloed had, tegen
hen wapenen.
Het is insgelijks onverklaarbaar, hoe zulke groole legers, als tegen
dit gespuis oprukten, vruchteloos te veld trokken. Het is wel waar,
dat bij hunne komst de Waterleües zieh verstrooiden; maar met
honderdduizend Soldaten had men de bergpassen kunnen bezellen,
door de bergkloven, waarin de rebellen zieh verscholen hielden, heen-
breken, en het land van hen zuiveren. In plaals daarvan smolten de
legers als sneeuw , en bij het einde van den veldlogt bleef ter naauwer-
noodde tiende man bij zijn regiment. De troepen waren inlusschen
gewoonlijk slecht woorzien van hetgeen zij noodig hadden; zij moesten
dikwijls van plundering leven, verstrooiden zieh om le rooven en
werden door de boeren dood geslagen, of door besmettelijke ziekten,
ten gevolge van het slechle voedsel, weggesleept, of liepen bij duizenden
weg. Zöö werd de burgeroorlog jaren lang voortgezet, onlelbare
schermutselingen hadden er plaals , provincies werden veroverd en
weder verloren, en daarbij woedde nog de honger, zoodat de eilende
van den gemeenen man niet met le Sterke kleuren kan afgeschil-
derd worden.
Intusschen was Kien long geslorven; zijn zoon wilde nu zelf regeren
en den naam eens keizers niet te vergeefs dragen. Maar de
kassen waren uitgeput, en Kia king was zeer verkwislend van aard.
Hij zag dus naargeldmiddelen uit, en zijne keusviel op Ho tschong tong,
den magligen minister zijns vaders. Deze man was vroeger gemeen
soldaat bij de lijfwacht, en stond eens op schildwacht voor de poort
van het paleis, toen Kien long voorbij ging. Zijn innemend uiterhjk
maakle een’ günstigen indruk op hem; hij nam hem aan het hof,
vond in hem een zeer degelijk man , en droeg hem , nadat hij in
körten tijd de hoogsle waardigheden bereikt had , in zijnen hoogen
ouderdom het bestuur des lands op. In dezen tijd deed Ho tschong
tong alles in het kabinet, zonder er evenwel den schijn van te heb-
ben ; want hij was schrander genoeg , om voor anderen den roem en
de blaam over te laten, en zichzelven daarbij sleeds te verrijken. Zijn
zoon huwde met eene keizerlijke prinses, en des vaders eerzuchtige
plannen verkregen daardoor slechls te hooger vlugt., Maar de staats-
man vereenigde met groole schranderheid, vriendelijkheid, en met
innemeude mameren, de grootste voorzigtigheid. In plaals van zieh
dus met kabalen in te laten, zocht hij slechts altijd zijn vermögen
te vermeerderen; want hij dacht met de hulp des gelds zieh zeer
gemakkelijk uit alle zwarigheden’ te redden. — Kia king sloeg hem
scherp gade, zonder het te laten bemerken. Hij was door zijne
spionnen zeer goed onderrigt van ’§mans ontzettend vermögen, maar
zweeg , toldat zijn vader de oogen gesloten had. Toen verscheen er
een bevel, dat hij al de plegtigheden van den routf bij Kien long’s
doodkist verrigten moest; dit was een zeer eervolle post, en de
minister gevoelde dat hij ten aanschouwen van geheel China een trap
hooger geklommen was. Vervolgens ging hij weder naar het hof
en leefde een tijd lang ambleloos, maar h ad , uithoofde van zijne
rijkdommen, zoo grooten aanhang, dat hij nooit op de gedachte
kwam om een val te duchten. Maar eensklaps bevonden zieh zijne
vrienden en verwanten in de gevangenis, hijzelf werd in een kerker
geworpen en zijn vermögen op den eigen dag verbeurd verklaard. De
opgeslapelde sommen zilver en goud beliepen tot 80 millioen oncen,
een ongeloofelijke rijkdom, zonder de landerijen, huizen en andere