
verzekerde, dat hij allijd als zijn eigen meester wenschte te handelen,
en hoezeer hij bereid was elke vermaning aan te nemen, kon hij
echter in dit geval den vermetelen berisper niet ongestraft laten.
Overtuigd dat zijn vader zieh te veel met ketters had bemoeid*,
wilde hij geene toestemming geven om drie Katholieken te straffen,
die men als overtreders van de wet had aangeklaagd. Dit gaf den ver-
volgden nieuwen moed en zij hadden thans vele jaren achtereen rust,
gedurende welken lijd hunne gevoelens tamelijk verbreid werden.
Kort voor zijne troonsbeklimming had er eene aardbeving plaats
gehad, bij welke gelegenheid de noodlijdenden- spoedige hulp verkre-
gen. Dit boezemde het volk vertrouwen in. Maar het volgende jaar
brak er een opstand in Jun nan uit, waarin de oorspronkelijke be-
woners betrokken waren. Hij werd spoedig gedempt; maar Tao kuang
moest den bevelhebber nogtans berispen, omdat hij zoo vele onbe-
kwame persouen tot hoogere posten in het leger bevorderen wilde.
Over het geheel genomen waren de verwachlingen der staatSdienaren
verre overtroffen. Iedereen had zieh verbeeld, dat een gunsteliug den
post van regent bekleeden en onbeperkt in het land zou besluren en
beschikken, en reeds vooruit den ouden Song daartoe bestemd. Deze
ervaren man wilde naluurüjk raad geven, die met de denkwijze van
den beperkten Tao kuang niet strookte, en zoo verloor hij weldra allen
invloed. Tao kuang wilde zelf regeren-, of ten minste de proef nemen
in hoe verre dit mogelijk was; daarom verwijdgrde hij de mannen die
zieh bevoegd gevoelden om zieh met regeringsz'aken in te laten.
Met zijne familie leefde hij op den vertrouwelijksten voet. De vierde
zoon des overleden keizers werd tot koning onder den naam: Hoei wang
Üenoemd en week nooit vän Tao kuang’s zijde. Zelfs tot op dit oogen-
blik, na eene proef van 25 jaren, behoudt hij nog zijne* plaats als
hoofd van den adel en opziener der gezamenlijke prinsen. Hij is een
Stil en zeer ingetogen man, die zijne verwanten nooit iets kwaads
heeft toegevoegd, maar steeds de slechtsten onder hen — want vele
prinsen leiden uit gebrek aan bezigheid een zeer buitensporig leven —
met goedwilligheid behandeld. Een ouder broeder werd tot gelijke
waardigheid verheven, maar stierf kort daarna. — Een oom, die een
zeer ongebonden leven leidde, hoezeer reeds een bejaard man, ver-
krachtte een jong meisje. Hij werd aangeklaagd door de moeder van
de ongelukkige , die zieh in een’ aanval van wanhoop had opgeliangen.
Daar de bewijzen van schuld volstrekt niet te loochenen waren en
men jegens een’ prins van den bloede toch niet al te streng handelen
kon, veroordeelde men hem tot eene gevangenisslraf van drie jaren.
Dit is de eenige adellijke van’s keizers htiis, die gestraft werd. In dit
opzigt Staat Tao kuang zeer ver boven zijne voorvaders, die allen uit
ijverzucht hunne broeders en bloedverwanlen bitter vervolgden.
Weldra werd hij afkeerig van de zucht om alleen te regeren,
en het verlangen om zieh aan al de moeijelijke bezigheden te onttrek-
ken en geheel op zijn gemak te leven, werd daardoor ten sterkste
opgewekt, hoewel ook dit onmogelijk was. Niemand, die met den
aard der regering in China onbekend is , kan zieh eenig denkbeeid
vormen, hoe moeijelijk.het zijn moest voor een’ opregt man , zoo als Tao
kuang, om de waarheid der zaken, die hem voorgelegd waren, te leeren
kennen. Een logenachtige geest doordringt het geheele stelsel der
regering, en wie zijn belang het spoedigst kau voordragen, behaalt den
prijs. Daar er geen bevordering mogelijk is zonder streken en kuiperij,
zijn de hovelingen, die zieh van dit middel bedienen möeten om längs
alle trappen op te klimmen, de slimste menschen op den geheelen
aardbodem, en met dezen moesten alle belangrijke zaken behandeld
Worden. Tao kuang zag dus weldra in, dat, als hij dagen lang aan
zijne bezigheden gezelen had, hij nog niets wist en weder van voren
af moest beginnen. Hij ontdekte ook spoedig, dat hij de vereischte
kennis niet bezat om betwi^tbare zaken te beslissen, en dat hij een’
wijzeren raad noodig had om hem in moeijelijke stukken te besturen.
Maar nog drukkender was de ondervinding, dat de kwalen van de vorige
regering onophoudelijk voortduurden, en de kracht van een’ Hercules ge-
vorderd werd om ze legen tegaan. Steeds vaardigde hij de grootmoedigsle
en naar zijne gevoelens de beste bevelen uit, die echter nutteloos ter aarde
vielen ; want hij had geen mandarijnen, die met hem in gevoelens over-
eensternden, Zelfszucht was liet beginsel en de regel waarnaar alles behandeld
werd; nooit week men daarvan af, en het gevolg was treurig genoeg.
Het sterkst openbaarde zieh dit in Turkestan. Daar was het gelal
der Mohammedanen belangrijk vermeerderd, en de Türken, in plaats
van gelijk vroeger te oorlogen, legdeil zieh op den landbouw to e , en
maakten, volgens getuigenis van de derwaarts gebannen Chinezen, zeer
belangrijke vorderingen. Daar het land , ofschoön aan de woestijn grenzend,
op vele plaalsen zeer vruchlbaar is en daarenboven de vlijt der
bebonwers menigvuldige voorlbreugselen daarvan trok, nam de rijk-
dom van dat volk toe, ondanks de knevelarijen der mandarijnen. Dit