
 
        
         
		aanmoedigen.  Hij  gebood  daarom  ,  dat alle leden  der  gemeenten,  die  
 zieh  door  kinderlijke  liefde  onderscheiden  hadden,  openlijk  beloond  
 moesten  worden,  en  dat  de  vlijtigste  landman  het  regt  zou  hebben  
 nevens  den  mandarijn  van  zijne  plaats  te  zitten.  Er  lag hem  zeer veel  
 aan  gelegen  om  den  boerenstand  op  te  heffen  en  aan  te  inoedigen tot  
 ijverige  pligtsbetrachting,  en vooral  tot  onvermoeide vlijt. Op  zijn voor-  
 stel  werden  de  feesten in de dorpen weder ingesteld,  daar verzamelden  
 zieh  de bewoners van het land ,  dronken op het welzijn  van  den keizer,  
 begroetten elkander  hartelijk  en  wedijverden  onderling  in  beleefdheid. 
 ln  deze  theorie  is  zonder  twijfel  iets  waardigs  en  voorlrefTelijks,  
 hetgeen  iederen  braven  man  in n e em t,  en  wij  mögen  ons  gelukkig  
 rekenen  dat  wij  niets  van  de  praktijk w e ten ,  die  gewoonlijk in dit land  
 lijnregt tegenover de theorie Staat. Dit vermommen  van deugdzame daden  
 in  schoone  voorschriften  en  grondstellingen,  terwijl  men  de  tegenover-  
 gestelde  opvolgl,  is  eene  zaak,  die  aan  het  zedelijk  leven  van  China  
 zooveel  nadeel  berokkend  heefl. 
 Om  den  landbouw  te meer aan  te  wakkeren,  stelde  Jong  tsching  de  
 ceremonip  van  den  ploeg  weder  in , die vroeger in verval geraakt was,  
 en  welke  hij  benevens  al  de  prinsen  van  het  keizerlijk  huis  verrigtte.  
 Men  zag  op  eene  bepaalde plaats  te Pe king het geheele hof verzameld,  
 de  prinsen  in  boerenkleeding,  den  keizer  zelven  met  een  ploeg,  en  
 een  aantal  boeren  die  onder  het  ploegen  liederen  zongen  tot  lof  van  
 den  landbouw.  Als  nu  de  keizer  eenige  voren  getrokken  had,  de  
 prinsen  hetzelfde  gedaan  en  het  zaad  in  den  grond  gestrooid  hadden,  
 deelde  men  rijke  gesebenken  uit  aan  de  boeren;  den  volgenden  dag  
 werd  het  geheele  sluk  gronds  door  hen  bewerkl.  De  gouverneur  van  
 de  provineie  moest  in  persoon  nagaan  hoe  alles  groeide,  en  wanneer  
 de  oogst  bij. toeval overvloedig was,  zond hij  een berigt aan den keizer,  
 en  beschouwde  dit  als  het  gelukkigsle  voorteeken voor eene gezegende  
 opbrengsl  in  het  geheele  land.  Vond  men  nu  zelfs  dubbele  aren,  of  
 enkelen,  die bijzonder gevuld waren,  dan werden deze als zegeteekenen  
 aan  bet  hof  overhandigd  en  tot  eene  gedachtenis  bewaard.  Het  koorn  
 zelfs  werd  in  gele  zakken  gedaan,  en  alleen  bij  offers gebruikt. Dewijl  
 Jong  tsching  aan  Jao  en  Schun  gelijk  wilde  zijn,  werden  alle  voor-  
 sebriften  der  ouden  over  dit  onderwerp  opgezocht,  en met de uiterste  
 naauwgezetheid  in  acht  genomen. 
 Er  zijn  in  Jun  nan  groote  landerijen,  die,  uithoofde  van  het  klein  
 getal  inwoners,  onbebouwd  blijven.  De  vroegere  oorlog  had  insgelijks 
 het  zijne  ter  verwoesling  bijgedragen,  zoodat  vele  velden met  onkruid  
 en  wild  geboomte  overdekt  waren.  Den  stadhouder komt de Verdienste  
 to e ,  dat  hij  het  oorbaar  maken  dezer  streken  den  monarch  met  ernst  
 heeft  aanbevolen.  De  boeren  werden  dus  daarloe  aangemoodigd,  de  
 hiiiderpalen  uit  den  weg  geruimd  en  groote  belooningen  op  hunnen  
 ijver  gesteld.  Men  maakte  di t ,  volgens oud-Chineesch  gebruik,  in  eene  
 openlijke  afkondiging  b ek en d ,  om - lof  en  roem  voor  de  regering  in  
 te  oogsten,  en  den  gelukkigen  landman ,fd ie   vele  morgen  gronds  aan  
 de  woestijn  ontwoekerd  had,  werd  een  getuigschrift  toegezonden,  
 waarin  zijne  Verdiensten  met  fraaije  uifdrukkingen  vermeld  stonden. 
 ’ Als  er  ongelukken  voorvielen,  vaardigde  Jong  tsching  aanstonds  
 een’  rondgaanden  brief  uit,  om  de  menschen  tot  berouw  en  verbete-  
 l'ing  te  vermanen,  opdat  de  hemel  mögt  bewogen worden tot leniging  
 zijner  straffen.  Verschillende  dezer  opwekkingen  zijn  in  fraaije  taal  
 vervat,  en  men  heeft  voor  zulke jj oogmerken  aan  het  hof  termen,  
 om  het  hart  des  volks  te  treffen,  zoodat  men  zulke  bekendmakingen  
 altijd  als  louter  woordenspel  beschouwen  moet,  —  Om  evenwel  ook  
 niet  op  den  aehtergrond  te  blijven,  beschuldigde  de  keizer  zichzelven  
 van  groote  nalatigheid,  en  schreef  daaraan  vele  onheilen  toe.  Daarbij  
 vastte  en  bad  hij,  rigtte  vele  smeekschriften  aan  de  afgoden  en  ver-  
 ordende  prächtige  optogten  der  Bonzen.  In  al  deze  dingen  was  hij  
 zoo  regtzinnig,  als  ooit  eenig  monarch  vöör  hem  geweest was,  en  
 verwierf  zieh  de  bewondering  en  den  lof  der  groote  en  magtige  Chi-  
 nesche  partij.  Deze  was  dan  ook  onuilputtelijk  in  pligtplegingen  en  
 opmerkingen,  die  ter  verheerlijking van den grooten monarch dienden.  
 Onder  anderen  berigtte  de  gouverneur  van  Ho  nan  dat  een  koopman  
 eene aanzienlijke som  gelds verloren had,  die door een’  armen daglooner  
 gevonden  en  aan  den  eigenaar  eerlijk  ter  hand  gesteld  was.  Deze  
 wilde  hem  de  helft  tot  belooning  geven,  hetgeen  de  arme  man  wei-  
 gerde;  want,  naar  hij'zeide,  had  hij  geen  de  minste  aanspraak  op  
 zulk  eene  som.  Vermits  de  voorbeelden  van  zoodanige edelmoedigheid  
 in  China  hoogst  zeldzaam  zijn,  werd  hierover  zoo  veel  gesproken,  
 dat  de  geschiedenis  eindelijk  den  stadhouder  ter  ooren  kwam,  die  
 den  eerlijken  boer  aanstonds  vijftig  oncen  zilver  ten  geschenke  gaf.  
 Daarenboven  schreef  hij  aan  den  keizer,  en  verzekerde  hem  dat  de  
 lijden  van  Jao  en  Schun  waren  weergekomen;  want  zulk  eene  daad  
 bewees  den  hoogen  trap  der  algemeene  zedelijkheid.  Jong  tsching was  
 naluurlijk  zeer  verheugd  over  deze  vleitaal,  verhief  den  daglooner  tot