
 
        
         
		zieh  weldra  in  de  noordelijke  provincien.  Daar  benoetnde ü   ki  mai een  
 tegenkeiier;  daardoor werd voor allijd  de grondslag gelegd  tot  de  vijan-  
 delijkheden  tusschen  de  beide  Volkeren.  Een  logt  der  Kin  naar  de  
 geborgten van Sse tschuen  mislukle  geheel;  zij  verloren een groot aantal  
 van hunne Soldaten en sterkten den inoed der Ckinezen. 
 Nu  waagden  de laatsten zieh  weder op den noordelijken oever  van den  
 .Tang tse.  ITun leger was lalrijk,  maar de Staat vond het  te moeijelijk om  
 den Soldaten  het  zware  kopergeld achterna te zenden.  Daarom gaven de  
 officieren hun papier,  datdewaardevan  hetgeld  hebben moest. Maar toen  
 men  het in  de landskassen wilde terug belalen,  gaven de mandarijnen er  
 slechts het derde van de oorspronkelijke waarde voor, waardoor wederom  
 groote  behoefte  en schrikkelijk wantrouwen ontstond,  hetgeen  dit leger  
 allen  vorderen  voortgang  onmogelijk  maakte.  Men  had  evenwel  het  
 goudeiland  in  de  nabijheid  van  Tschin kiang  bezet  en  zoo  goed  opge-  
 past,  dat  de  bevelhebber  van  het  Tartaarsche  leger,  die  den Chinezen  
 zoo veel leed  berokkende,  bijkans gevangen genomen was. 
 Om  de  Chinezen  uit  de  noordelijke provincien  voor altijd bij  zijn rijk  
 in  te  lijven,  noodzaakte  U ki  mai  hen  de  Tartaarsche  kleeding  aan  te  
 nemen,  en  hun  hoofd  te  scheren.  Dit gaf aanleiding  tot  veel  twist,  en  
 zoo gelukte het den keizerlijken generaals zieh fti verbindtenis met de op-  
 standelingen  en  roovers  in  de  omstreek der oude hoofdstad  te vestigen.  
 Gelukkig voor de  Chinezen  stierf U  ki mai, de wakkere Khan,  in het jaar  
 1133,  en  de oude keizer Hoei tsong volgde hem  zeer  spoedig grafwaarts.  
 In  het  noorden  werden  de  Kin  insgelijks  door een woedenden vijand  
 bezig  gehouden  t.  w.  door  de Mongolen,  en  alzoo werd  de jongeKhan  
 Ho lo ma zeer gezind om vrede te sluiten. Ten  einde Kao  tsong  te verplig-  
 ten, werd de ellendige vorsl, dien de Tarlaren zelve in het noorden aange-  
 steld hadden, van al zijne waardigheden ontzet.  In zijne hoofdstad vonden  
 de Kin,  na al het  moorden,  branden  en plünderen,  in  de  schatkist nog 
 1,200,000  oncengoud, 16 millioen oncen  zilver, 900,000 balen  (elk onge-  
 veer  160  pond)  rijst,  2,700,000  stukken  zijde en 86 millioen kopergeld.  
 Met  dezen  ontzaggelijken buit keerden  zij naar  hunne  woestijnen  terug. 
 Nu  maakte Kao  tsong  zijne vredesvoorwaarden,  verklaarde  zieh  tot  
 onderdaan van den Khan,  en  kreeg de  twee provincien Honan  en Sehen si  
 op  de  schandelijksle  voorwaarden  in  leen.  Dit  verdrag  duurde  echter'  
 slechts  eenige  maanden.  Het  opperhoofd  der  Kin  had  het  in  de steden  
 van China  ruchtbaar gemaakt,  en daardoor de algcmeene verachting des  
 . olks  jegens  den  ellendigen  monarch opgewekt.  Maar nu  spotte hij  met 
 de  heiligste  beloflen  en haastte  zieh om  het gebeele rijk totonderwerping  
 te brengen.  Om  het volk  voor  zieh  in  te nemen,  bewees de Khan  godde-  
 lijke  eer  aan  Kong  fu  tse,  voerde een  aantal Chinesche gebruiken in,  en  
 rigttc tevens eene akademie voor  de sterrekunde op. 
 De  verbittering  van  het  diep  gekrenkte  en  zwaar  gedrukte  volk was  
 thans zoo groot,  dat de Tartaren overal den hevigsien tegenstand onlmoet-  
 ten;  want de nalie  streed  voor  hare eigen regten.  In Schan tong liet een  
 bevelhebber  de  voorsteden  zijner  vesling  in  brand  steken,  verzamelde  
 zijne gcheele  familie in een tempel,  die met brandbare  stoffen  was opge-  
 vuld,  opdat,  terstond  bij  de  aankomst  der horden,  als zij  zieh meester  
 gemaakt  hadden  van  de  stad,  al  wat  hem  dierbaar  was  in  vlammen  
 mögt opgaan.  De aanval  was  dapper,  maar werd afgeslagen.  De oflicier  
 daagde  vervolgens  den  Tartaarschen  veldheer  tot  een  tweegevechl uit-  
 toen  dit  honend  werd  afgeslagen,  liet  hijzelf  de  bruggen  bouwen,  om  
 het  leger  van  den  vijand  tot  den  strijd  te  roepen.  De  mandarijn  had  
 inmiddels  overal  vergift  gestrooid,  de  paarden  dronken  het  doodeiijk  
 water,  de armee der Kin  had  geen  levensmiddelen, waarop de belegerden  
 een  uitval  deden  en  het  leger  totaal  versloegen.  In  andere  streken  
 werden  door roovers en bijzondere personen Soldaten  geworven,  en deed  
 men,  op  de  wijze  der  Spanjaarden,  den  nomaden  veel  afbreuk.  Het  
 Chinesche hof ondersteunde die ondernemingen echter niet, en dus konden  
 de  afzonderlijke  bevrijdingsplannen  niet  tot  een  groot  einddoel  leiden.  
 De  listen der kamerlingen  en andere pluimstrijkers in Kao  tsong’s dienst  
 waren  zonder  voorbeeld,  zoodat  de  voorlreffelijkste  generaals  van den  
 bevrijdingsoorlog in Staat van beschuldiging gesteld werden.  Een hunner,  
 een  Blücher  van  zijn3  tijd,  verlangde,  nadat  hij  de  vijanden  in  ieder  
 gevecht  overwonnen  en  hun  vrees  en  schrik had aangejaagd,  een groot  
 leger,  om  de  Kin  tot  in hunne woonplaatsen  te kunnen  vervolgen.  Zijn  
 verzoek was  zoo dringend,  dat de eerste minister hem  in verdenking van  
 opstand  bragt.  Hij  werd als een misdadiger naar de hoofdstad gezonden;  
 en  toen  de regier geen  grond  van aauklagt  legen  hem  vond  om  hem  des  
 doods  schuldig  te  verklären,  werd  ook  deze  van  zijn ambt ontzet.  Een  
 ander  regtsgeleerde  verklaarde  den  dapperen  veldheer  voor onschuidig,  
 en  werd  insgelijks  een  offer  van  de  wraak.  Nu  stierf  degeneraal  in de  
 gevangenis;  de minister  verklaarde  dat men  de bewijzen zijner misdaad  
 in  den  kerker gevonden  had,  en  liet ook  zijn  zoon onmiddellijk onthoof-  
 den.  Soorlgelijke  schandelijke  kabalen  waren zeer menigvuldig,  het  
 scheen,  dat  het  Chinesche  hof  nergens  anders  op  peinsde  dan  op  het 
 20