
 
        
         
		Elz. 
 Hong tsch i, in de Walhalla genaamd Hiao  tsong.  (1488—1506)  . . .   9. 
 Tsching t a , in de Walhalla genaamd Wu tsong.  (1506—1521)  . . .   11. 
 Kia tsing,  in de Walhalla genaamd Schi  tsong.  (1522—1566)  . . .   21. 
 Long king, in de Walhalla Mo tsong geheeten. (1567—1572)  . . . .   28. 
 D E I S S   I O O F 1 S T Ü E . 
 Wan li,  in de Walhalla genaamd Schin tsong.  (1573—1619)  . . . .   29. 
 T a i   tschang,  in de Walhalla genaamd Kuang tsong.  (1621)  . . . .   53. 
 Tien k i, in de Walhalla genaamd Hi tsong.  (1621—1 6 2 7 ) .............   54. 
 Tsong tsching, in de Walhalla genaamd Hoai tsong.  (1628—1643).  .  66. 
 X 'WB E D E   A E D E E X . IN G - . 
 D e   d y n a stie   der  T a i  t s in g   (1 6 4 4   to t   op   on z en   tijd ). 
 GE E S T E   HOOFDSTTJK. 
 Schun  tschi,  in  de  Walhalla  genaamd  Schi  tsu  schang-hoang  ti. 
 -  (1644—1661).........................................................................         104. 
 TWE E D E   HOOFDSTT JK . 
 Kang hi, in de Walhalla genaamd Schingtsujin-hoang  ti.  (1662—1722)  123. 
 DE E D E   HOOFDSTTJK. 
 *  Jong  tsching,  in  de  Walhalla  genaamd  Schi  tsong  hien-hoang  ti. 
 (1723—1735)  .  . . . . .   •      178. 
 V I E E D E   HOOFDSTTJK. 
 Kien  long,  in  de  Walhalla  genaamd  Kao  tsong  schun  hoang  ti.  
 1736— 1 7 9 5 )   V  .  .  194. 
 Y I J F D E   HOOFDSTÜK. 
 Kia king,  in de Walhalla genaamd  Jin tsong  jui.  (1796—1821)  ..  .  .  243. 
 Z E SDE  HOOFDSTÜK. 
 Tao kuang.  (1821—1 8 4 6 ) ....................... : .......................................................284. 
 Z EVENDE   HOOFDSTÜK . 
 China in  oorlog met Engeland.  (1840—1842)..............................................  316. 
 Begin van den oorlog.  Eerste veldtogt    .....................   332. 
 Tweede yeldtogt.  (Augustus  1841)    ..........................................   357. 
 Het  sluiten  van  den vrede  en de  gevolgen d a a r v a n ................................    371. 
 Slot.  Kort  verhaal  der  gebeurtenissen  sedert  1846      389. 
 INLEI D ING. 
 D e   oostelijke  streken  van het  groote vasteland,  waarvan Europa hei  
 weslelijk  gedeelte uitmaakt,  worden door een volk bewoond,  zoo merk-  
 waardig  en  uitstekend,  dat  zijne  geschiedenis  onze  grootste  opmerk-  
 zaamheid  verdient.  Een  volk,  dat  in  aantal  alle  overigen  verre  over-  
 treft;  dat  geheel  eigenaardig  in  zijne  begrippen  en levenswijze,  geheel  
 afgescheiden  van  anderen,  met  zichzelven  tevreden  leeft;  dat een rijk  
 grondvest,  hetwelk  door  ouderdom  en  waardigheid  boven  alle  staten  
 der  wereld,'  die  ooi.t  bestünden  of  nog  bestaan,  uilblinkt,  zulk  eene  
 buitengewone  menschensoort  verdient  voorzeker  onze  belangstelling in  
 hooge  mate. 
 De  geschiedenis  van  dit  reusachtig  rijk,  dat  thans  in  oppervlakte  
 schier  gelijk  Staat  met  het  Russische,  is  ook  gewigtig  genoeg  om  
 een  vlijtig  onderzoek  overvloedig  te  beloonen.  Maar  het  is  eene  
 moeijelijke  taak  te  verhalen,  hoe  China  zoo  groot  werd,  en  hoe  het,  
 niettegenstaande  alle  onheilen,  onder  vreesselijke  stormen  en  omwen-  
 telingen  zijne  zelfstandigheid  bewaarde.  Wij  zullen  trachten  ons  van  
 die  taak  te  kwijlen. 
 De  lezer  werpe  eenen  blik  op  de  kaart  van  oostelijk  Azie;  hij  be-  
 schouwe  de  oppervlakte der aarde onder de  gehiatigde  luchtstreek,  en  
 hoe China die bijkans geheel beslaat;  hij  zie  hoe  de  kusten  van  zeeboe-  
 zems  en  havens doorsneden  zijn;  groote  rivieren  en  bergketenen  het  
 land  in  alle rigtingen doorkruisen,  en  de  hoogste  bergen  zoo  wel  als 
 1