
delijk ontdekte h!j den staart van het kalf tusschen een rots; maar, niet
overtuigd dat een wild dier het verslonden had, en vernaoedende dat
Tschu juen Ischang hem eenepoets gespeeld had, joeghij den wildzangweg.
Deze was nu bitter bedroefd en wist niet, werwaarts hij gaan moest om
zijn’ honger te stillen. Toen kwam hem de oude abt in de gedachte,
die hem in zijne kindschheid had gekend en veel liefde betoonde, hij
ging dus naar den tempel, om zieh als leerling te laten inschrijven. Zoo
diende hij nu met een geschoren kruin, in eene geelachtige grove kiel
gekleed, in de keuken der priesters, en nam zeer getrouw het werk van
een koksjongen waar. Zoo lang zijn weldoener leefde, ging alles goed;
want deze herinnerde zieh nog aan zijn’ droom, en hoewel hij aan de
verwezenlijking twijfelde— het kwam hem voor dat de jongen een deug-
niet was toonde hij zieh nogtans zijn beschermer; maar zoodra hij
gestorven was, had de jonge bedelmonnik dag noch nacht rust, en deop-
zieners maakten er zieh een genoegen uit om hem het leven lästig te
maken. Toen zuchtte de arme Tschu juen tschang diep; maar waarheen
moest hij zieh wenden om zijne plagers te ontkomen, ja om slechts een
karig levensonderhoud te verwerven? Op zekeren dag werd hij naar een
moerassige plaats gezonden, om daar struiken te zoeken die tot brandhout
moesten dienen. Hij kon daarmede niet spoedig gereed worden en zakte
diep in den modder, zoodat hij zieh bijkans verloren rekende. Toen kwa-
men onverwachts twee Feeen, gelijk de knaap meende, hem ter hulp;
deze trokken hem niet alleen uit het slijk, maar hielpen hem een grooten
hoop brandhout naar huis dragen, tot groote verbazing der priesters, die
meenden dat hij reeds lang dood was. Maar den volgenden morgen kwam
de arme jongen tot nadenken; daar hij wel inzag dat het op zijn leven
gemunt was, verliet hij het klooster en ging naar een naasten bloedver-
want. Dit was een arme man, die van zijn handenarbeid leefde. Tschu
juen tschang moest hard werken om slechts een sober bestaan te-vinden.
Een jaar lang ging hij echter gedurende de weinige ledige uren die hij had
ter school, en leerde een weinig lezen en schrijven, het eenige onderwijs,
dat hij immer genoot. In zijne armoede ondersteunde hem dikwijls een
trouwhartig meisje, dat hem, als hij honger had, koekjes en andere lek-
kernijen gaf, die den opwassenden jongeling voortreffelijk te pas kwamen.
Naderhand koos hij haar tot zijne vrouw, en zij stond hem in lief en leed
met meer heldenmoed ter zijde, dan zelfs Catharina de Eerste betoonde.
Zoo groeide onze held op onder velerlei .zorgen voor zijn levensonderhoud
en in de grootste behoefte. Niemand ontdekte in hem iets buitengewoons;
hij was eenalledaagsch mensch, die slechts eeneenigenbewonderaarhad —
dit was het lieve meisje. Al zijne geleerdheid bestond in de kennis van
eenige honderden schrijfteekens; ondanks deze geringe kennis maakte de
aanstaande keizer in zijne jeugd dikwijls verzen, die inderdaad door ken-
ners bewonderd werden; hiertoe bepaalde zieh al zijne kunst.
2. hong wo’s opkomst. Waarschijnlijk zou de jongeling bij al de kie-
men der hoogste menschenwaarde onbekend in een dorp gestorven zijn,
indien niet een zeer gewoon voorval hem midden in het gewoel der wereld
had gebragt. De boomgaard van zijn oom had rijkelijk gedragen; daarom
zondhij onzen held naar eene naburige stad met een kruiwagen vol pruimen,
omzedaar leverkoopen. Onder weg geraakte Hong wu in eene vechtpartij
gewikkeld en over won zij n vijand—iets, dat zijn terugkeer bijna onmogelij k
maakte. Het was nu reeds avond geworden; nog had hij de stad niet bereikt,
toen hij in eene herberg een troep vrolijke makkers vond, die hem verhaalden
hoe een priester der Rede hun beloofd had, dat de aanstaande keizer van
China bij hen zijn intrek zou nemen; maar zij hadden reeds dengeheelen
dag gewacht, en hij had zieh nog niet vertoond. Hong wu bekreunde zieh
zeer weinig hieraan; want hij was vermoeid en legde zieh spoedig ter
rust. Eensklaps hoördemen hetgeroep: brand! brand! Verschrikt liepen
de knapen naar de plaats, van waar het schijnsel kwam, en zagen toen
het gelaat van den slapenden Hong wu met lichtstralen omschenen. Op
zulk eene verschijning waren deze lomperds niet voorbereid, en hunne
verbazing was des te grooter. Den volgenden morgen vertrok Hong wu
ongestoord; want hij had er belang bij om de pruimen te verkoopen, nietom
zieh in gissingen over de loekomst te verdiepeii. Hij sleet de pruimen zeer
goed, en voor de eerste maal van zijn leven zag de aanstaande beheerscher
van het groote rijk zieh nu in het bezit van omtrent een paar gülden.
Naar huis kon hij niet; want daar zou men hem geducht hebben afgerost;
daarom wilde hij nu eens regt genot hebben van het leven, en zieh voor
zijn geld eenige schoone dagen verschaffen. Eindeiijk kwam hij in aan-
rakingmet eenige vuistvechters ensloot zieh bij hun gezelschap aan; want
hij was sterk en vlug. Eene patrouille Soldaten was niet gesticht over
het rumoer, dat deze ledigloopers maakten, en wilde hen allen mede
nemen naar de wacht, toen zij eensklaps de vlugt namen; nadat zij zieh
in een tempel vereenigd en elkander eeuwige trouw hadden gezworen,
staken zij het gebouw, tot bevestiging van hunnen eed, in brand. Hong wu
betoonde zieh bij al deze ondernemingen de eerste en de stoutmoedigste,
daarom werd hij weldra aanvoerder van eene rooversbende. Wij lezen