
 
        
         
		iroon  gezeten  nam  de  keizer  uit  handen  van  den  gezant  den  brief  
 des  Engelschen  konings,  die  in  een  kistje, met edelgesteeüten  omzet,  
 lag,  liet  zieh  vriendelijk  en  weltevreden  uit  over  de  hem  betooöde  
 eer,  en  gaf  daarenboven  den zoonvan  den tweeden gezant een kleinen  
 tabakszak len geschenk. Aan beleeldheidsbeluigingen ontbrak bet volstrekt  
 niet,  men  deed  zijn  uiterste  best  om  allen  het  verblijf  zoo genoegelijk  
 en  aangenaam  le  maken  als  mogelijk  was!  Kien  long  verblijdde  zieh  
 als  een  kind  met  de  geschenken,  die  men  hem  vereerd  had. Maar als  
 de  staatsman  over  het  eigenlijk  doel  van  het  gezantschap  wilde  sprd-  
 ken,  ontweek  men  zijn  verzoek  altijd.  ln  den  raad,  dien  Kien  long  
 liet  vergaderen om te beslissen  over  het  antwoord,  dat  aan  de  vreem-  
 delingen  gegeven  moest  worden,  hadden  de  stemmen,  die  hun  alles  
 weigerden,  de  meerderheid.  Men  gaf  dus  luisterrijke  feesten, verspilde  
 veel  geld,  zocht  op  alle  mogelijke  wijze  den  gezant,  als  van  de  ver-  
 wijderdste  streken  der  aarde  gekomen,  onderscheiding  te  betoonen;  
 maar gaf zijne aanzoeken  slechts in kleinigheden gehoor. — De  teViigtogt  
 volgde  weldra.  De  brief,  welke  aan  den  koning  geschreven* werd ,  
 was  in  gebiedenden  toon,  zoo  als  men  vassalen  te  Pe king behandelt.  
 Niet  een  enkel  punt  stond  men  den  vreemdelirigen  loe,  en  om  al  
 hunne  hoop  op  de  toekomst  te  verijdelen,  zond  men geheime ihstruc-  
 ties  aan  de  overheden  te  Canton,  dat  zij  daar alle aanzoeken moesten  
 weigeren.  Geene  vrijheden,  geen  tarief,  geen  uilbreiding  vanhandel,  
 geen verblijfplaats,  geen gezant ten  hove  moest  aan  de Engelschen toe-  
 gestaan  worden.  Altijd  moest  men  er  op  werken,  om  hen op  eerbie-  
 digen  afstand  te  houden  en  hen  met  verbazing  over  de  waardigheid  
 van  het  Hemelsche  Rijk  te  vervullen.  Deze  stelrfegel  werd  naderhand  
 de  grondslag  der  geheele  Staatkunde;  daaruit  komen  al  de  onheilen  
 voort  die  in  het  vervolg  ontstonden,  en  eindelijk  tot  den  oorlog  aan-  
 leiding  gaven;  toen  de  zaken  zoo  ingewikkeld  waren,  dat  niemand  
 ze  kon  ontwarren,  sneed  men  den  Gordiaansclien  knoop  door  met  
 het  zwaard.  Van  dezen  tijd af bekleedden  de Engelschen den voorrang  
 onder  de  naties,  die  met  de Chinezen in handelsbetrekkingen stonden.  
 De  kooplieden  van  andere  landen,  die  tot hiertoe veel  thee uilgevoerd  
 hadden  om  daarmede  een’  sluikhandel  ledrijven,  verloren  de  gelegen-  
 heid,  omdat  men  in  Engeland  de  regten  op  dit  artikel  verminderde,  
 en  dus  werd  hun  eigen handebsteeds voordeeliger,  terwijl de Zweden,  
 Denen  en  Holländers  minder  voordeel  trokken. 
 De  Holländers  wilden  volstrekt  niet in eenig opzigt bij  de Engelschen 
 achterstaan,  on  zonden  insgelijks  een  gezantschap  naar  Peking. Ver-  
 mits men  intusschen  stellig  overtuigd  was,  dat  de  Engelschen  al  hunne  
 handelsvoordeelen  door  hun  onbuigzaam  gedrag  verspeeld  hadden,  
 gaf  de  Bataafsche  regering  hären  gezant  zeer  ernstige  bevelen,  om  
 zieh  in  alles  naar  de  gewone  gebruiken  te  voegen  en  door  inschikke-  
 lijkheid  aller  hart  aan  het  hof  te  winnen.  Deze  wensch  werd  spoedig  
 op  de  proef  gesteld,  en  reeds  op  reis  naar  Pe  king  werd  het  bevel,  
 om  den  grond  met  het  hoofd  aan  te  raken,  dikwijls  herhaald,  zoodat  
 de  keizer  grooter  eerbewijzen  ontving,  dan  hij  misschien  van  eenige  
 andere  natie  had  kunnen  verwachten.  De naam van den eerslen  gezant  
 was  Titsing,  een  man,  die  vele  jaren  op  Decima,  in  Japan,  had  ge-  
 woond;  de  tweede  heetle  van  Braam,  was  medelid  van  de compagnie  
 te  Canton,  zeer  met  de  Chinezen  ingenomen,  en  overtuigd,  dat  zieh  
 te  vernederen  de  beste  weg  zou  zijn,  om  Kien  long’s  gunst  te  ver-  
 werven.  Na  eene  zeer  lange  reis  kwamen  zij  eindelijk  te  Peking;  zij  
 hadden  veel  geleden  door  de  koude,  meer  nog  door  de  minachling  
 waarmede  men  hen  behandelde;  doch  zij  hoopten  op  vergoeding  van  
 alhun leed in de hoofdstad. Hoegroot was  echter  hunne  verbazing,  toen  
 de ministers  van Slaathunnebediendenvoor de waarde van eenige weinige  
 penningen  zöchten  te  bedriegen;  toen  de  laalsten  hierin  niet  wilden  
 toestemmen,  sloegen  de  eersten  met  de  zweep  onder  hen.  Dit voorval  
 kon  zekerlijk  den  vreemdeiingen  geen  zeer  verhevene  gedachten  van  
 de  regering  inboezemen.  Kien long was uitermate vriendelijk,  noodigde  
 hen  op  de  audientie,  liet.  hen  in  .zijne  nabijheid  nederzitten,  een  
 tooneelstuk voor  hen  vertoonen  en  onthaalde  hen  bovendien  met zeer  
 groote  welwillendheid.  Naderhand  gaf  hij  hun  ook  een  feest  op  het  
 zomerverblijf  en  zond  hun  dikwijls  eten  van  zijne  tafel.  Maar  voor de  
 brokken,  die  van  daar  kwamen,  moesten  de  gezanten  met  het  hoofd  
 tegen  den  grond  stooten ;  dikwijls bestond het geregt uit enkel beenen,  
 waarvan  het  vleesch  vrij  wel  afgekloven  was.  De  mandarijnen  waren  
 zoo  blijde  als  hinderen,  dat  deze  vreemdeiingen • zoo  gewillig  aan  
 hunne  bevelen  gehoorzaamden;  daarom  hielpen  zij  ook  steeds  het  
 stooten  met  het  hoofd  aan  den  gang,  en  drongen  er  metbijzondere  
 vaardigheid  op  aan.  Daarbij  bleef  het  nogtans,  en  toen  men  zieh  
 genoeg  ten  hunnen  aanzien  vermaakt  had,  zond  men  de  gezanten  
 onverrigtör  zake  naar  Canton  terug.  . 
 Kien  long  was  den  Russen  zeer  ongenegen.  Wij  hebben  vroeger  
 reeds  opgemerkt,  tot  welken  hevigen  strijd  de weigering,  om  A mur