
Tevens hoopten de gebeurtenissen zieh op, die het uitbarsten vau
vijandelijkheden onvermijdelijk maakten, en alle brandstoffen werden
zorgvuldig verzameld , om tot een vreesselijk vuur aanleiding te geven.
De Engelsche overheidspersonen, die eene maand later de Chi-
nezen bij de poort van Canton een schriftelijk voorstel wilden doen
betrekkelijk een schip, ontviugen stokslagen en werden onverrigter
zake teruggezonden. Nu hield het verkeer een tijd lang op, totdat
Elliot het bestuur overnara. Hier willen wij eindigen om den verderen
loop der zaken in het volgende hoofdstuk te verhalen. Tot hjertoe
hebben wij slechts over China’s ontwikkeling door zichzelve gesproken ;
maar nu koint eene groote magt van ljuiten om het geheel te veränderen.
De taak is nog niet volbragt, maar het begin is reeds
gemaakt. De besturende hand des Wereldgebieders en de onbeperkte
lieCde des Verlossers openbaren zieh ook in deze gebeurtenissen
heerlijk en eerbiedwekkend te midden van den donkersten nacht der
wanorde en dwingen ons tot lof en prijs.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
CHINA IN OOKLOG MET ENGELAND.
(1840-1842).
De middellijke oorzaak van den oorlog was de opium ; maar de
vredebreuk was reeds sinds jaren voorbereid; de kolen glommen en
hadden slechts de geringste aanblazing noodig, om in heldere vlammen
uit te slaan.
Er is zeer veel geschreven over de opium en de keizerlijke edikten
daaromtrent maken alleen een lijvig boekdeel uit. Wij zullen dus hier
alleen het voornaamste herhalen. Bij alle louter zinnelijke volken, gelijk
de Chinezen in den hoogsten graad zijn, is ligehamelijk genol het hoogste
waarnaar zij haken ; voor genol van den geest hebben zij naauwelijks
een naam. De uitvindingen, om den prikkel der zinnen op tewekken,
worden in dit land tot volmaaklheid gebragt; maar de smaak is geheel
verschiffend van hetgeen wij in het westen als zoodanig beschouwen.
Het gebruik der opium als pijnstillend geneesmiddel kent men onder
de natie reeds sedert eeuwen; de mankop, die slechts zeer karig
groeit, werd ook in Midden-China geteeld, hoewel eerst om de bloem
en slechts in de jongsle tijden om het sap. In den aanvang der I8de
eeuw begon men de opium met tabak vermengd tegen kies- hoofd- en
ffgchaamspijnen te röoken; de matrozen en kooplieden, die van de
eilandeu in den Archipel kwamen, leerden haar van de inboorlingen
aldaar als eene bedwelmende zelfstandigheid inademen, en zieh ver-
maken met de zonderlinge droomen, welke zieh aan hen, die door het
rooken beneveld zijn, vertoonen. In het jaar 1750 werden er zoo tot dit
als tot geneeskUndige oogmerken volgensofficiele opgaven der lolbeambten
omstreeks 200 tot 250 kisten gebruikt. Deze bragt men uit Turkije,’
Persie en Belgalen, doch de invoer geschiedde niet openlijk, hoewel
de regering er zeer goed kennis van droeg. Niets was den rijken zoo
welkoin als een middel, waardoor zij den tijd tusschen hunne zwel-
gerijen konden verdrijven, en als.wäre het onbewust van alle zorgen
half slapend in de zoetste sluimering dommelden. Hoemeer deze be-
dwelming door rooken bekend werd, des te grooter de reikhalzende be-
geerte naar opium , en in het begin dezer eeuw was het verbruik reeds
tienmaal toegenomen. Toen waä het echter nog zeer moeijelijk koopers te
vindeu; de schepen, die in de nabijheid van Macao lagen om daar hunne
opium te slijten, werden zeer dikwijls door zeeroovers en'inandarijnen
aangevallen; de sluikhandel was dus niet voordeelig, vooral omdat de
regering, toen het gebruik van het vergift zoo algemeen ,werd, het
gestreng verboden had. Nu werd Whampoa in de nabijheid van Canton
tot slapelplaals gemaakt en däar de sluikhandel met medewelen der
plaatselijke inandarijnen bedreven. Er werden booten door de lolbeambten
bernand, de menschen kwamen ’s nachts op de schepen, nadat daags
te voren reeds de koop te Canton was gesloten, overhandigden het geld,
borgen de opium in kleine zakken, sprongen dan weder in hunne
gezwinde booten en vlogeii'als een pijl uit den boog weg. Ondanks het
herhaald verbod nam het kwaad toe; het getal rookers vermeerderde
telken jaar en de werkeiijke middelen tot uitroeijing van de kwaäl
waren steeds onloereikende. Toen ondernam een vaderlandminnend
mandarijn de -taak om het onheil in al zijne gevolgen en volle afschu-
welijkheid aan Tao kuang te schetsen, en eindelijk werd er in des
keizers raad besloten, om de geheele zaak te doen ophouden.
Hiertoe meende men niels meer te doen te hebben, dan de twee
schepen met opium te Whampoa weg te zenden, en het gebruik op
verschrikkelijke straffe te verbieden. De gedachte, dat kwade gewoonlen
I I . 21