
er nog eenige sporen van het vroegere Christendom aanwezig zijn,
laat zieh moeijelijk bepalen. De laalste poging om aan de oostelijke
kust te landen mislukte, en men heeft dus niet het minste berigt van
de overblijfSelen der Hollandsche gemeente. Gedeelten van het Nieuwe
Testament zoowel als van den Heidelbergschen Katechismus waren in de
taal van het land overgezet; velen hadden leeren lezen; het moet aan
latere nasporingen overgelaten worden, om te beslissen, of er thans
nog eenig spoor van deze besehaving te vinden is.
De tegenwoordige meesters van het noorden ontwaakten in de
17e eeuw uit eene langdurige sluimering, en weldra openbaarde zieh
een geest van onderneming, dien men te voren gewis niet van de Russen
zou verwacht hebben. Met groote gevaren en onuitsprekelijke bezwaren
drongen zij tot in Siberie door en veroverden een groot gedeelte van
de ijsvelden, waar slechts onbeduidende volksstammen een kommerlijk
leven leidden. Daar hoorden zij ook van het ChinescheRijk, dat niet
schatten als opgevuld zou zijn, daarom zöchten zij een weg der-
waarts op te sporen, ’tgeen intusschen veel grooler bezwaren in had,
dan den waterweg om de Kaap naar Oost-Indie te ontdekken. Gelukkig
vond een dezer avonluriers onder de wilden een stuk geld; nu begaf
hij zieh in de rigling die hem aangeduid werd, waar men dit metaal
in overvloed zou kunnen vinden. De naam van dezen man is Pojarkow,
en, als men de gevaren en bezwaren in'aanmerking neemt, die hij op
zijne togten had uit te staan, verdient hij eenen hoogen rang onder
de ontdekkers. Het was deze ondernemende man, die het eersj
den Amur tot aan den mond toe afstak. De handel in pelterijen, op
den oever van deze riv ier, was zoo winstgevend geweest, dat zelfs
de Czaar, omdat andere jagers dezelfde plaatsen bezochten, besloot
däär geregelde kolonien te vestigen. Maar de ijverzucht der Man tschuren
werd zeer spoedig opgewekt, en zij beproefden thans alles, om, met
de hulp der Dauren en Ssolonen, twee der dappersle jagersstammen uit
de nabijheid, deze onwelkome gasten te verdrijven. Het gedrag der
Russen was ook geenszins geschikt, om zieh de vriendschap der inlanders
te verwerven; want reeejs bij den eersten togt hadden er
groote vijandelijkheden plaats gehad; nu begon men ook nog eene
geregelde schatting in pelzen te eischen, bediende zieh van den knoet,
en behandelde de weinige inlanders, die nog niet gevlugt waren, met
groote gestrengheid. Vermils nu de Kozakken de veelvuldige kleine
vestingen der inlanders in bezit hadden genomen, waaronder Albazin
de beroemdste is, en een zeker stoutmoedig mau, Chabarov, aanhun
hoofd stond, verdedigden zij zieh met goed gevolg. De Tartaarsche
generaal, die de grenzen bewaakte en waarschijnlijk van den oorlog
in China teruggekeerd was, meende dat hij met Chinezen te doen
had en gaf bevel, dat men deze vreemdelingen vatten en levend in
zijne handen leveren moest. Er trok dus een leger van ömstreeks
3000 man op om het fort van de Russen in te nemen en het bevel
van hunnen heer te völbrengen. Moedig gingen zij in den strijd;
maar toen zij met kartetskogels begroet en daarenboven bij hun’
snellen aftogt door de Kozakken vervolgd werden, verloren zij den
moed geheel, lieten hun geschut in den steek en keerden tot den
bevelhebber met een zeer ongunstig berigt lerug. Toen er nu groote
versterkingen van Rusland aankwamen en uitdrukkelijk een gouver -
neur benoemd werd (1633), rekenden de kolonislen zieh genoegzaam
beveiligd tegen alle aanvallen der Man tschuren. Maar de nieuwelingen
waren uit de heffe des volks; zij liepen dus in groöten getale weg, of
werden op hunne strooptogten door de Chinezen gevangen genomen,
zoodat, toen zieh het volgende jaar eene vijandelijke vloot op de
rivier vertoonde, de Russen den moed verloren hadden en meerendeeis
naar huis gingen, terwijl anderen, door de keizerlijken bij het
plünderen gevat, gevankelijk naar Pe king gebragt werden; daaronder
was de bezetting van het fort Albazin. Maar de mandarijnen behandelden
hen menschelijk, vergunden hun de uitoefening hunner godsdienst,
stelden zelfs eenigen dezer avonturiers als officieren aan en gaven
hun huizen, een stuk grond en vrouwen, oni hen voor altijd aan het
land te verbinden.
De onlusten bleven nog jaren lang voortduren; $ant de Man tschuren
wilden niet loegeveu en de Russen drongen aan op het behoud van
de jagt, welke zoo groot voordeel opleverde. Maar oorlog en strijd
verwoeslen dikwijls de rijkste kolonien; de Russen vreesden zeer
natuurlijk, dat bij het voortduren van hun misverstand hun geen heil
en zegen geworden kon, en zonden daarom (1687) gevolmagtigden
naar Pe king om een verdrag te sluiten. De keizer toonde zieh bereid
tot eene goede verstandhouding; want hij was altijd beducht, dat dp
Mongolen zieh dezen magtigen vijand in de armen mogten werpen en
alsdan zeer gevaarlijk worden voor den Staat. Er werd dus aanstonds
een prächtig gezantschap door Kang hi afgevaardigd, dat den Russischen
gezant te Selinga ontmoelte; twee Jezuieten, Gerbillon en Pereyra,
m i2