
rüstig en werd zelfs verdacht van hoogverraad, maar toen de monarch
hem vroeg, wat men thans le doen had, antwoordde hij: «wanneer Uwe
Majesteit zieh slechts vijf dagen aan het hoofd der troepen wil plaatsen,
dan zal de vijand zieh verwijderen; vlugt Uwe Majesteit, dan is alles
verloren.» Maar nog draalde de kleinmoedige Tschin tsong, toen de
staatsman hem ronduit verklaarde, dat, wanneer hij den raad der vrees-
achtigen volgde, zijn leven in gevaar was. Deze vertoogen bragten den
vorst na lang wikken en wegen tot het besluit, zieh op reis te begeven.
Toen hij eindelijk de gele rivier achter zieh had, dacht hij niet meeraan
terugkeeren. Van eene hoogte kon Tschin tsong het geheele vijandelijke
leger overzien; het was een heerlijk gezigt, dat bewondering en schrik
te gelijk inboezemde. Nu plantte hij zijne vaandels bij de muren eener
stad en liet een prächtige hooge tent vervaardigen, die men op den versten
afstand zien kon. Zoodra zijne Soldaten verzekerd waren, dat de opper-
heerzelfinhun midden was, riepen zij vrolijk uit: <deve de keizer!» Moed
en kracht vertoonden zieh zeer spoedig allerwege; maar de aulokraat
wilde het niet tot den slag laten komen, en zieh tevreden stellen met de
aanvallen der Tartaren af te slaan. Men knoopte dus weder onderhande-
lingen aan, en de Tarlaarsche krijgeres drong voor en na op de overgave
van alle steden aan. Maar nu was het de taak van den onverzettelijken
minister, die den monarch vergezeld had, om het haar glad en gaaf af te
slaan, maar zieh gelijktijdig te verbinden jaarlijks 100,000 oncen zilver
en 200,000 stukken zijde aan de heerscheres te betalen. Toen de Kitanen
verder niels afpersen konden, trokken zij bedaard naar hun land. Zoo
eindigde de veldtogt, die het geheele rijk met verderf bedreigd had.
Op de muren der stad gezeten, had de keizer in persoon dit vredes-
verdrag bekrachtigd; naderhand ontsloeg hij zijn getrouwen dienaar, die
het geyaar van het land had afgewend, omdat men hem beschuldigde
dat hij een speler en dronkaard was.
Tschin tsong was zeer godsdienstig; maar dewijl hij zieh niet verblijden
mögt in de Openbaring Gods, verviel hij zeer gereedelijk tot bijgeloof.
Een van zijne ministers had hem den voorslag gedaan, om teekenen en
buitengewone verschijnselen te bezigen tot bevestiging van zijn aanzien;
daarom verklaarde de keizer bij eene openbare audientie, dat hij eene Fee
in schitterenden glans gezien had, die hem veel ohderrigtingen gaf, en
ook een boek toonde, dat van den hemel gezonden was en hem inlichting
zou geven omlrent het noodzakelijkste. Toen hij nog sprak, kwam er ook
reeds een kamerling binnen, om hem aan te kondigen dat er toevallig
een wonderiijk boekwerk in gele zijde ontdekt was. Men opende het, en
vond er een aantal goede voorschriften in omtrent kinderlijke liefde.
Daarmede nog niet-voldaan, verhaalde Tschin tsong een droom, waarin
hem zijne voorvaderen versehenen en hem ernstig vermaanden om op
eene wijze, hunner waardig, te regeren. De biijdschap deswege was zoo
groot, dat men door het geheele-land alle roovers en dieven zoowel als
staatsmisdadigers vergiffenis.schonk. — Zoodra echter des keizers inge-
nomenheid met verschijningen bekend was, hoorde men allerwege van
groote en buitengewone dingen, en er was geen eind aan de boeken, die
ijit den hemel neervielen. Tschin tsong had al zijn tijd noodig, om deze
verborgenheden te doorgronden, en hield bovendien een aantal priesters
der Rede bij zieh, om de vereischle offers te brengen aan de onbekende
geesten. — Hij verzuimde evenwel niet, zijn eerbewijzen aan Kong fu tse
toe te brengen, en hem een’ nog verhevener titel te verleenen. Dezelfde
eer bewees hij ook aan den mijmerenden geestdrijver Lao tse. Nog wist
Tschin tsong de wroegingen van zijn gewelen niet te bedaren; daarom riep
hij eene groote vergadering van priesters der Rede en monniken bijeen,
waarmedehij overallezaken van gewigt raadpleegde. Op deze vergadering
waren meer dan 13,000 priesters tegenwoordig; maar de wijsheid van het
gezamenlijk aantal kon niets bepalen over het toekomende leven, over
hemel en hei. De geleerden, die omtrent deze onderwerpen geene meer-
dere opheldering bezaten, spotten met de zwakheid van den keizer.
Men had naauwelijks de twisten met de bewoners van Turfan bijgelegd,
toen Tschin tsong zijn einde voelde naderen. Ongelukkig waren de
Grooten vol slinksche streken en verbitterden zijne laatste dagen door
hunne kabalen. Nadat de stervende keizer menigen zucht deswege
geslaakt en de schuldigen in ballingschap gezonden had, benoemde hij
zijne gemalin tot regentes, gedurende de minderjarigheid van zijn
dertienjarigen zoon, en gaf toen den geest (1022), om de wonderen aan
de gihdsche zijde des grafs, waarnaar hij zoo vaak gevraagd had, met
eigen oogen te aanschouwen.
Tschin tsong was een bedaarde vorst, zonder groote eigenschappen,
leergierig en een vriend van hairkloverij, nooit zelfstandig, gaarne onder
de leiding van anderen, minzaam en bescheiden, en vertrouwd met de
wereld der geesten. Hij liet zijn’ zoon Gin tsong 9,953,729 gezinnen na,
die belasting belaalden; het grootste gelal, waarvan de geschiedenis van
China tot hiertoe gewaagd heeft; maar oneindig kleiner dan de tegen-
woordige bevolking; het onderscheid is van 21 millioen tot 367 millioen.