
 
        
         
		erfgenaam  des  Iroons  te  ondersteunen.  Toen  hij  zijn  huis  besteld  
 had,  ontsiiep hij  (1398),  ongedachtig  aan  de  kiemen der tweedragt,  die  
 hijzelf  had  uilgestrooid,  en  diezulke  bittere  vruchten voor zijn eigen  
 huis  opleverde. 
 Men  zou  denken  dat  een  volk,  zoo  uitgeput  door  oorlogen,  als  de  
 Chinezen,  die  meer  onder  dezen  geesel  geleden  hadden,  dan  de  
 Duitschers  in  den  dertigjarigen  oorlog,  eindelijk  den  strijd  moede  
 zou  geworden  zijn;  maar  dit  was  het  geval niet.  in plaats van zieh  
 rüstig  te  gedragen,  toen  de  erfvijand  uit  het  land  verdwenen- was ,  
 begonnen  zij  in  hunne  eigene ingewanden te wroeten en het rampzalig  
 schouwspel  van  een  burgeroorlog aan  de  wereld  te  vertoonen. 
 Al  de  vorsten  bevonden  zieh  bij  den  dood  huns  vaders  in  de  pro-  
 vmcies,  werwaarts  de  monareh  hen  gezonden  had,  om de onlusten te  
 dempen. 
 Kien wen  vaardigde  terstond  na  het  overlijden  van  zijn grootvader  
 zijne  bevelen  uit  aan  al  zijne  ooins,  om  zieh  in  het vervolg daarnaar  
 te  gedragen.  Niemand  hunner  wilde  intussehen  het  bevel  van  den  
 baardeloozen  knaap  in  acht  nemen,  en  allen  verwierpen  eenparig  de  
 vermaningen  des  nieuwen  keizers.  Diep  bedroefd  riep  deze  van  
 zijn  kant  een  raad  bijeen,  om  te  beslissen  welke  maatregelen  men  
 voortaan  te  nemen  had;  de  minislers  sloegen  hem  voor  ,  om  de  
 magt  zijner  verwanten  allengs  te  vernietigen.  Daartoe  moest  men  
 echter eerst aanleiding  zoeken en de hertogen van misdaden  overtuigen,  
 om  ze  te  kunnen  veroordeelen.  Men  begon  met  den  zwakste;  deze  
 werd  zonder eenigen sehijn  van  regt  van den vorstenrang vervallen ver-  
 klaard.  Tot  een’  tweede  zond  men  twee  doortrapte  mandarijnen,  die  
 geheel het opzigt over den prins moesten houden en daarvan naauwkeurig  
 berigf  inleveren,  De  vorst,  die  zeer spoedig het oogmerk der spionnen  
 bevroedde,  liet  hen  in  eene  opwelling  van  toorn  aanstonds  ter  dood  
 veroordeelen.  Naauwelijks  hoorde  men  daarvan  aan  het  hof,  of het  
 vonnis  werd  ook  over  hem  uitgesproken,  t. w.,  bet verlies van zijnen  
 hoogen  rang.  Een  derde  had  een’  mandarijn  gedood.  Men  deed  hem  
 een  proees  aan,  dat insgelijks met zijne vernedering tot gemeen burger  
 eindigde.  Een  vierde  hoorde  van  het  plan,  dat  men  tot  zijn  verderf  
 beraamd  had;  wanhopig  stak  hij  zijn  paleis  in  brand,  en  sprong  zelf  
 in  de  vlammen;  hij  wilde  liever  verbranden,  dan  zieh  met  zijnen  
 lirannieken  neef  verzoenen.  Toen  bleef  er  nog  een  vijfde  over,  dien  
 Kien  wen  naar de hoofdstad  noodigde. Daar betichtte men den onschuldigen  
 vorst  van  eene misdaad, en  wierp  hem  in de  gevangenis, waaruit  
 hij  nooit  ontkwam.  Zoo  was de  geheele  nakomelingschap van Hong wu  
 uitgeroeid  of  hären  ondergang  nabij. 
 Zwijgend  vernam  de  prins  van  Jen  al  deze  voorvallen,  en  beeide,  
 toen  hij  aan  het  lot  dacht  dat  hem  waarschijnlijk wachlle.  Maar  
 hij  was  er reeds genoeg op  voorbereid,  om  geweld met geweld te keeren.  
 Toen  nu  het  geheele  volk  over  den  dood  der  zonen van zijn  beminden  
 monareh  in  diepen  rouwgedompeld  was,  deed  hij  eene  oproeping aan  
 de natie, waarin hij  zijne  persoonlijke smart over  het  geleden  onregt te  
 kennen gaf, Hij wilde niets anders dan  zieh  met de wapenen wreken,  niet  
 zoozeer  om  zieh  tegen zijnen  neef te verzetlen,  dan wel om de trouwe-  
 looze  minislers  te  straffen;  hij  stond  als  wreker  van  het  beleedigde  
 keizershuis  voor  het  aangezigt  des  volks;  spoedig verzamelde zieh eene  
 belangrijke  schare  van  dappere  krijgslieden,  die  reeds  lang  tegen  de  
 Tartaren  gediend  hadden en hun beroep goed verstonden. Ook plaatsten  
 zieh  verschiffende  mandarijnen  aan  zijne  zijde,  zoodat  het leger onder  
 zijne  banieren  zieh  zeer  gemakkelijk  met  dat  des  keizers  kon  meten.  
 Op zijn avontuurlijken togt hadden bnitengewone gebeurtenissen plaats,  
 die  bijkans  ongeloofelijk  zouden  klinken,  als  zij  niet door ooggetuigen  
 bevestigd  waren. 
 Een  aanzienlijk  leger  van  den  keizer  was  zoo  binnen  als  buiten  de  
 muren  eener  vesting  verzameld.  Op  zekeren  feestdag  dronk  de  bezet-  
 ting  eene  goede  hoeveelheid  brandewijn  en  lag  in  een  diepen  slaap  
 gedompeld,  toen  de troepen  van  Jen  in  stilte  naderden  om  een  aanval  
 te  doen.  Spoedig  drongen  zij  de  stad  binnen  en  vennoordden  de  be-  
 schonkenen  met  ongehoorde  wreedheid;  doch  dezen,  de  scherpte  des  
 zwaards  gevoelende,  rezen  weldra  op  en  vielen  hunnerzijds  op  de  
 vijanden  aan,  zoodat er slechts weinigen onlkwamen.  Daar stond  nu  de  
 prins  van  Jen  treurend  en  weende  over  het  verlies  der  dappersle  
 krijgslieden,  maar  toch  gaf  hij  de  hoop  niet op om zijne zaak te hand-  
 haven.  Daartoe  bood  zieh  weldra  gelegenheid  aan;  een  generaal,  die  
 zieh  bij  eene  verkenning  te  ver  gewaagd  had ,  werd  aanstonds  in  den  
 rüg  overvallen.  Hoezeer  hij  zieh  met  zijn  talrijk  leger  zeer  dapper  
 verdedigde,  sneuvelden  de  aanvoerders  op het  slagveld  en  de  Soldaten  
 werden  bijkans  affen  gevangen  genomen.  Nu  ging  Jen  op  zijne  over-  
 winnaarsloopbaan  voorwaarts,  totdat  hij  zieh  bij  den  keizer  geducht  
 maakte.  Toen  schreef  hij  een’  nederigen  brief ,  waarin  hij  volledige  
 gehoorzaamheid  beloofde,  zoodra  men  twee  minislers,  wien  hij  al  de 
 H'