
voor zijn huis op de wacht stonden, en hetgeen hem versehuldigd was
kon hij niet invordereu. Hij bevond zieh dus in een’ zeer neteligeu
toesland; loen hij den minister verzocht zijne bezwaren in overweging
te nemen, ontving hij ten anlwoord, dat handel eene te nietige zaak
was om er de regering mede lästig te vallen. Nogtans wilden deze
trotsche mandarijnen er een alleenhandel van maken, en naderhand,
toen zij den kooplieden verlof gaven om goederen van de Russen in
te koopen, niemand loegang tot hunne landen verleenen, die niet eene
som gelds betaalde. Nu ontstonden er ook twisten op de grenzen. Eenige
horden, die door de Chinezen te zeer gekneveld waren, gingen over
tot de Russen. De kooplieden van deze natie deden ook zeer groole
zaken met de Mongolen; daar de keizer zulk eene betrekking uit staatkundige
oorzaken afkeurde, werd Lange ler verantwoording geroepen.
Deze zaakgelastigde was zeer blijde dat hij zieh zoo spoedig mogelijk
van het hof kon verwijderen, en het beslechten van dezen twist aan zijn
heer overlaten.
De Portugezen te Macao hadden van hunnen kant veel te lijden.
Naauwelijks vermögt Schall'door zijn ernslig smeeken de stad van den
ondergang te redden; want in het bevel dat het sloopen van alle
huizen aan de kust gebood, was ook deze plaats begrepen. Ondanks
de vergunning om zichzelve te verdedigen, kwam er een Chineesch
admiraal om alle schepen en goederen in beslag te nemen; ten einde van
hem ontslagen te worden, zond men hem eene groote som gelds,
waarmede hij ook aftrok. Doch geen schip kon de haven verlaten zonder
uitdrukkelijk verlof van de Chinezen le hebben, en dit kon weder niet
zonder omkoopingen geschieden. Om al deze bezwaren op le heffen,
vaardigde men in het jaar 1667 een gezantschap af naar den jungen
keizer. Deze gezanten moesten aan het hof al d6 gewone ceremonien
in acht nemen, zonder het geringste voorregt te verkrijgen. Zij keerdeu
derhalve terug, om hunnen medeburgers den raad te geven op hunne
eigene middelen te vertrouwen, en zieh niet verder met de Chinesche
regering in te laten. Hun handel kwijnde weldra zoo zeer, dat de weinige
schepen die hun nog overbleven , niet bevrachl konden worden. Later
kwam het verbod om geene betrekking le hebben met het buitenland ;
om echter nog eene kleine plaats aan de vreemdelingen voor den
handel te vergunnen, sloeg roen voor Macao tot eene algemeene
markt te verhelfen. Welke groote voordeelen zouden de kolonisten van
deze inrigting hebben geplukt, indien zij niet blind geweest waren.
Maar loen dachten zij, dat de winst van den handel ook aan andere
naties ten deel zou vallen en dat zij daardoor armer zouden kunnen
worden. Daarom wezen zij trotschelijk dit aanbod van de hand, en
verkozen liever zelven bedelaars te zijn, dan anderen door den handel
in liun midden gelukkig te zien leven. Het gevolg was bittere armoede en
de triomf van de natie, die met den geest van onderneming begaafd was.
fntusschen begonnen de Engelschen te schitteren. Nadat zij op ver-
scheidene plaatsen gepoogd hadden eenen handel te openen, en vooral
te Macao groot verlies geleden, wendden zij zieh eindelijk tot den
jongen koning van Formosa. Deze dreef handel om geschut en kruid,
maar betaalde zeer siecht, en zocht van de overige goederen de beste
voor zijn eigen gebruik uit. Zoo was dit verkeer ten slotte niet voor-
deelig, en moest men zieh de vrijheid van handel te E mui eerst
door groole geschenken koopen. Er geschiedden zooveel geldafpersingen
door de plaatselijke mandarijnen, dat het voor de schepen bijna eene
onmogelijkheid was sommen van beteekenis over te leggen. Klagten
baatlen ook niet; toen verschalte zieh eindelijk een kapitein regt, en
viel eene jonk aan, om hem schadeloos te stellen voor de geroofde
goederen. Deze geweldenarij kwam den keizer ter ooren, die den
mandarijn strafte, welke daartoe aanleiding gegevenhad, endaarentegen
den vreemdeling vergiffenis schonk. Maar de handel was nog zeer weinig
van beteekenis, en Kang hi rekende hem zijner opmerkzaamheid on-
waardig.
De Franschen beproefden met behulp hunner zendelingen eenig verkeer
aan te knoopen. Twee- en driemaal kwamen schepen van de Indische
handelmaatschappij naar Canton, die ook door de mandarijnen zeer
beleefd ontvangen werden. De gezagvoerders verklaarden dat zij in
te groot aanzien in hun eigen land stonden, dan dat zij zieh in de
tegenwoordigheid van vreemde oflicieren vernederen konden, en hand-
haafden de eer hunner üatie. Daarbij werd zeer veel over den grooten
Lodewijk gesproken, zijne daden ten hemel verheven, en van zijne
hoogachting voor. den Chineschen keizer bijzondere melding ge-
maakt. Het oogmerk van den monarch was, ook in China te schitteren,
en het ontbrak niet aan prächtige geschenken en praal bij de gezanten,
om aan de wereld te toonen dat geen ander koning zoo milddadig kon
zijn, en dat China voor hem den grootsten eerbied mögt koesteren.
Van den handel kwam evenwel niels, want hij hield spoedig daarna
weder op.