
 
        
         
		lijksclie  feest  van  een  heilige  van  hoogen  rang  inviel,  dan  was  Tao  
 kuang  ook  in  den  tempel,  om  iels  tot  de  feestviering  bij  te  dragen.  
 Aan de meest beminde ministers gaf hjj beeiden en afgoden  ten geschenke;  
 dezen  betoönden  zieh  ook  ijverige  vereerders  daarvan,  om  zijne  be-  
 doeling  op  prijs  le  stellen.  Terwijl  deze  menschen  dus  voortdurend  
 over  Kong  tse  snapten  en met  hem  de  wereld  des  geestes  lieleu  voor  
 hetgeen zij  wezen mögt,  pleegden  zrj  de grofste afgoderij; zij straften ook  
 het  volk dat  daemonen  huldigde,  en wilden  volstrekt  niet  loelaten dat  
 ieder  volgens  zijn  gevoelen  de  dienst  der  goden  verrigtie.  Daardoor  
 onlstonden  vele  versehiilen  en  straffen,  die  den  onderdanen  dikwijls  
 onlzettende  schade  veroorzaakten.  Doch  dit  was  niels  in  vergelijking  
 van  de  ängsten  onder  Kia  king  en  de  voortdurende  vervolgingen  des  
 toenmaligen  tijds. 
 Tao kuang was van een bezoek bij het graf zijner voorouders leruggekeerd .  
 en,  als  altijd,  in  zijn  paleis  bezig,  toen  toevalligerwijze  een  schoon  
 jeugdig  meisje  zijn  hart  boeide.  Reeds  lang  had  hij  bemerkt  dal  de  
 keiz^rin te groolen invloed had,  en daarom  wilde  hij zieh aan hare heer-  
 schappij  onttrekken;  hij  wijdde  zieh  daarom  geheel  aan  de  liefde,  
 verhief de  nieuwe  minnares  tot zeer hoogen  rang  en  behandelde  zijne,  
 gemalin  met  koelheid. Deze kon geeu  vernedering  verdragen  en  stierf  
 kort  daarop  (1858).  Deze  wisseling  van  hartslogt  had  inlusschen  nog  
 veel  gewigtiger  gevolgen  en  veroorzaakte  eene  volslagen  verandering  
 in  de  regering.  Tschang  ling,  de  eerste  minister,  omstreeks 80  jaren  
 °ud  en  tot  alles  ongeschikt,  stierf  kort  na  zijn  ontslag.  Tao  kuang  
 roemde zijne groote  talenten,  zoowel  op  het slagveld  als  in  het kabinet,  
 de  belangrijke  diensten  die  hij  aan  het  vaderland  bij  gelegenheid van  
 den  oorlog.  in  Turkestan  bewezen  had,  en  bragt  kostbare  offers  aan  
 zijne  schim.  Juen jue  verwijderde  zieh  inhoogen  ouderdom  naar  zijne  
 vaderstad en ontving van den monarch vele bewijzen van eerbied. Een zeer  
 krachtvol man, Mu tschang a, werd toleerstenministerbenoemd, zijne vroe-  
 gere Verdienste bestond  in het opsporen van eene uitmuntende plaats voor  
 het  keizerlijke praalgraf.  Hij  werd  dus  spoedig bevorderd,  totvoorzitter  
 van  een der opperste gereglshoven  benoemd en eindelijk tot  het kabinet  
 geroepen.  De  Chinees,  Puan  schi  gan,  was  hem  loegevoegd ,  een  
 oud  afgeleefd  man,  ongeschikt  tot  staatszaken,  maar  die  nietlemin  
 deze  plaats  als  een  ambt  zonder  bezigheden  verkreeg.  De  tweede  
 Tartaarsche  minister was  Ki  sehen,  een  man,  later  zoo  beroemd  in  
 de  jaarboeken  van  den  oorlog  met  de  Engelschen.  Daareulegen 
 handelde de keizer zeer  gestreng  jegens  verschillenden  zijner  bloedver-  
 wanten,  onder anderen jegens zijn  eigen broeder Tun wang. Deze had in  
 zijn paleis een aantal menschen  uit zeer läge oogmerken gevangen gehou-  
 den;  hij  werd  dus  met  eene  vrij  aanzienlijke  geldboete’ gestraft  en  
 van  het  hof  weggezonden.  Andere  prinsen  werden  gebannen,  omdat  
 zij  zieh  aan  het  opiumrooken  ovdrgaven,  hetgeen  zoowel in het paleis  
 als  in  het  barem  algemeen  geworden  was. 
 Reeds  in  het  jaar  1831  verkreeg  de  beroemde  Ki  jing  in  de  stad  
 zeer  groote  eereposlen.  Zijn  vader  was  onder  Kia  king’s  regering  
 minister  geweest.  Hijzelf werd  als  ontvanger  der  tollen  naar  Hai kuan  
 op  de  grenzen  van  Liao  tong  gezonden,  waar  hij  een  tamelijk  vermögen  
 verwierf.  Naderhand  verkreeg  hij  eene  geringe  aanstelling  te  
 Pe  king,  maar  werd  spoedig  bevorderd;  in  het  jaar  1850. werd  hij  
 kommandant  van  de  hoofdstad  en  opperbevelliebber  van  het  leger,  
 President  van  het  geregtshof  der  ambtenaren  en  eindelijk  een  der  op-  
 zieners  vah  het  hof.  In  deze  verschiffende  betrekkingen  betoonde  hij  
 zieh  zeer  getrouw  en Tao kuang schatte  hem hoog  en eerde hem. Doch  
 de  nieuwe  minnarij  gaf  ook  tot  nieuwe  denkbeeiden  aanleiding;  men  
 beschuldigde  Ki  jing,  loen  hij  op  reis  was  naar  Kiang  s i,  om.  daar  
 eenige  zaken  van  gewigt  te  onderzoeken,  dat  hij  zieh  te  veel  met  de  
 kamerlingen  had  ingelalen;  hij  werd  dus  verminderd  in  rang  en  
 eindelijk tot  generaal  in Liao tong  benoemd,  om  van  zijne  tegenwoor-  
 digheid  aan  het  hof  ontslagen  te  worden.  Hetzelfde  lot  trof Hi  gan,'  
 des  keizers  zwager,  een  listigen  prins,  die  een  buile'ngewoon  groot  
 aanzien  in  de  hoofdstad genoot. Misschien  had  hij  den  keizer beleedigd  
 door zieh al te zeer in  te dringen; hij werd insgelijks naar  Tarlarije  verbannen  
 ,  om  daar  het  opzigt  over  een  lustsfot  le  houden.  Zoo  stonden  
 de  zaken  in  het  kabinet, ,toen  het  grootsle  tijdstip  in  de  geheele  ge-  
 schiedenis  van  China  door  onverstand  was  aangebroken. 
 |  Sedert  de  regering  van  Tao  kuang  genoten  de  Katholieken  over  
 het  geheel  grootere  vrijheid;  wanl  hoewel  in  1837  het  edikt  tegen  
 hunne. godsdienst  -vernieuwd  werd,  hadden  er  nogtans  zelden  belangrijke  
 vervolgingen  plaats.  Daarbij  was  de  kracht  van  het  pausdom  na  
 langdurige  onmagt weder  aangewakkerd,  en  talrijk  waren de monniken  
 en -wereldgeestelijken,  die  naar  China  spoedden.  Yoornamelijk  onder-  
 scheidden zieh de Franschen door  hunnen  ijver,  en  de  zendelingen  van  
 de Lazaristen  en  de  buitenlandsche  missie waren  talrijker  dan  die  van  
 affe  andere  nalies  te  zamen.  Eindelijk  (1842)  versehenen  ook  de