
lerij op, dat geheel uit Tartaarsche meisjes van builengewone schoonbeid
bestond; met deze alleen hield de Sardanapalus zichbezig; zij waren
zijne Iijfwachtsters en gezellinnen, hem trouw tot in den dood. Om zijn
naam te vereeuwigen, wilde hij eene brug over de stroomende gele rivier
bouwen, maar de vloed spoelde de pilären weg, en dit kostte zeer veel
tnenschen het leven. Hij had zijn zoon, die een bekwaam krijgsman was,
de regering overgedragen. Deze onnatuurlijke jongeling deed aan de
grooten den voorslug om zijn vader te vermoorden, en hemzelvenopden
troon te helpen. Daarover ontzetten zij zieh allen ten hoogste. De erf-
genaam des troons wendde eene ziekte voor, om zijn vader tot een bezoek
uit te lokken en hem dan als door sluipmoord in zijn eigen paleis te dooden.
De keizer, die daarvan kennis erlangde, zond eene van zijne vrouwen, om
onderzoek te doen naar den toestand van den kroonprins. Door den harls-
logtelijksten toorn vervoerd, doorstakde prins deze arme vrouw. Zoodra
de monarch dit vernam,riep hij deministers zamen, veroordeelde hen, die
dezen aanslag verborgen gehouden hadden, ter dood, en dewijl ook enkele
zijner bijwijven daarvan geweten hadden, moesten zij insgelijks haar leven
verliezen. Weldra wekte een oorlog met de Tartaren uit het Oosten, die
een afzonderlijk rijk in het tegenwoordige Liaotong hadden gevestigd,
hem uit den sluimer van den wellusl; andere stammen waren bereid,
om de eene of de andere partij bij te staan. Hij werd bij herhaling ge-
slagen, en de groolste inspanningen konden zijne magt niet weder her-
steilen.
Intusschen gedroegen zieh de Chinezen, eindelijk eens den oorlog
moede, zeer bedaard, en zoodra de keizer meerderjarig was, hield hij zieh
tevreden met deuitbreidingzijns lands, en mengde zieh nietverder inbui-
tenlandsche aangelegenheden. Eene poging om de vijanden aan te tasten,
door een generaal op'eigen gezag genomen, viel ook niet zeer gelukkig
uit, en daarom hield men het voor beter, de naderende omwentelingen
onverschillig teaanschouwen. Onderdeze regering begon men de priesters
der Rede te vervolgen, want zij waren reeds zeer magtig geworden, en de
Staat vreesde dat daardoor zeer groot nadeel zou kunnen voortvloeijen
voor de grondstellingen der Cbinesche wijzen. Zoo als alle soortgelijke
bemoeijingen, breidde dit het stelsel van Lao tse slechts te verder uit, en
de groote menigte kleefde te ijveriger eene godsdienst aan, die ten minste
een duister uilzigt op eene volgende wereld opende.
Kangti, de broeder van den vorige (343), was slechts Iweejaren aan
het roer. Gedurende dezen tijd verhief zieh de vorst van Tschao, Sehe hu,
in het noorden, en bedreigde het land met een talrijk leger; hij wilde
namelijk zijne hoofdstad naar het zuiden verplaatsen. Eene eigenaardige
reden gaf hem daartoe aanleiding. Een steenen tijger, dien men op eene
poort ten noorden had geplaatst, werd in den nacht naar een zuidelijk gelegene
gebragt, en dit beschouwde men als een teeken tot verandering van
residentie. Zijn oogmerk werd echter verijdeld.
Mu ti (343) was een kind van twee jaren, loen hij tot keizer werd uit-
geroepen. Onder deze regering naderde ook voor Sehe hu, den wellusteling,
zijn levenseind, nadat hij zijn tweeden zoon, dien men mede als rebel aan-
klaagde, gedood had. Op zijn sterfbed overreedde hem zijne gemalin,
haar eigen kind tot opvolger te bestemmen. Doch haar stiefzoon had juist
van de gevaarlijke ziekte zijns vaders gehoord, en was naar de hoofdstad
gesneld, om zijn regt te doen gelden. Naauwelijks was hij in zijn
paleis afgestegen, of hij werd vermoord, en spoedig daarop gaf zijn vader
den geest. Zijn broeder vernam deze gruweldaad, ging aanstonds naar de
hoofdstad, omsingelde het paleis, en bragt zoowel zijne stiefmoeder als
den nieuwen keizer om het leven. Een der mededingers naar den troon
was daarover zeer gebelgd; hij overwon zijnen tegenstander, en op diens
troon gezeten, veroordeelde hij hem ter dood. Kort daarna werd deze
moordenaar door zijn medehelper Sehe min, dien hij wilde doen vallen,
gevat, en in de gevangenis geworpen, waar hij bij rijst en water moest
smachten, en eindelijk geworgd werd. De laatste moordenaar plaatste
zieh nu op den met bloed bezoedelden troon. Daarmede nog niet vol-
daan, bragt bij ook zijnen vertrouwdsten vriend om, en bood Mu ti zijn
land aan. Men wilde het echter van zulk een monster niet aannemen, en
inderdaad had Sehe min weinig gronden om zoo mild te zijn. Hijzelf
was de zoon van een slaaf, maar had zieh door zijne bekwaamheid, daar
hij als knecht aan het hof verkeerde, zoo zeer de gunst van Tsche hu ver-
worven, datdezehem als zoonaannam. Na deze moorddadige handelwijze
grepen de nog in leven zijnde verwanten van de vorstelijke familie het
zwaard, en een hunner bestrafte zelfs zijnen zoon met stokslagen, omdat
hij hem na een gewonnen slag het hoofd van den vijand niet overleverde.
Ditmaal was Sehe min overwinnaar; doch spoedig daarop brak hij
met den vorst van Jen, en liet zijn leven op het slagveld. Zijn overwin-
naar veroverde zijne landen en gaf zieh den keizerstitel, dien hij echter
slechts körten tijd voerde. Een tegenkeizer, die zijn rijk den naam van
Tsin gaf, verhief zieh ten zelfden tijd en voerde een vreesselijken kamp
metMuti.