
 
        
         
		Wij  moeten  altijd  bedenken  dat  Kang  lii  een  tijdgenoot  was  van  
 den  Grooten  Keurvorst,  Peter  den  Groote,  en  Lodewijk  en  hem  niet  
 hen  vergelijken.  Hij  bezat  veel  voortreffelijke,  veel  sehadelijke  eigen-  
 schappen;  maar  enkel  als  Tartaarsch  vorst  bcschouwd >  die  nooit  een  
 beteren  toestand  van  beschaving kende, en daarbenevens diep ingewor-  
 telde  vooroordeelen  moest  overwinnen,  verdient  hij  hoogen  lof.  Hij  
 regeerde  langer  dan  eenig  ander  keizer,  en  stierf  verzadigd  van  het  
 leven. 
 Ten  slotte  laten  wij  nog  een  enkel  woord  uit zijn testament volgen:  
 «lk  heb  zeventig  jaren  bereikt,  zestig  geregeerd; ik laat honderdvijflig  
 zonen  en  kleinzonen  na,  en  nog  meer  dochters;  ik  heb  alle  schatten  
 en  goederen  die  de  aarde  biedt  genoten,  en  sterf  thans,  na  volbragte  
 loopbaan,  tevreden,  eenen  vierden  zoon,  die  mij  het  meest  gelijkt,  
 tot  erfgenaam  des  Rijks  bestemmend.»  —  Kang  hi  spreekt  in  het  
 geheele  stuk  zeer  günstig  over  ziehzelven,  neemt  de  geschiedenis  en  
 de  klassieke  schrijvers  te  baat,  om  zieh  in  al  zijne  Verdienste  te  ver-  
 toonen,  en  besluit  met  de  verknochtheid,  die  de  geheele  natie  en  
 voornamelijk  de  Man  tseburen  aan  hem  hadden.  Indien  de  keizer  
 minder  gezegd,  en  kort  en  bondig  zoo min  mogelijk  over  ziehzelven  
 gesproken  had,  dan  zou  dit  testament  meer  tot  zijne  eer  gestrekl  
 hebben. 
 DERDE  HOOFDSTUK. 
 JONG  TSCHING  ,  U i  DE WALHALLA  GENAAMD  SCHI  TSONG  HIEN  HOANG  T r. 
 (1723—1735} . 
 Jong  tsching  had  een  zeer  majestueus  voorkomen,  en  besloot  aan  
 de  wereld  te  bewijzen  dat  men  hem vreezen moest. Daarentegen  bezat  
 iiij  de  goede  eigenschappen  van  zijn’  vader,  was  werkzaam,  forsch  in  
 zijne  maatregelen,  opregt,  uitgemaakt  vriend  of  vijand,  in  het  kort  
 een  man  ,  tot  regeren  geboren  ;  maar  bekrompen  van  denkwijze, 
 hardvochtig  en  wreed. 
 Gelijk  reeds  gezegd  is,  had  Kang  bi  een  zeer  groot  aantal  afstam-  
 melingen  nagelaten,  die  de  achterdocht  des  jongen  keizers  in  hooge 
 male  opweklen.  De  oorlog  met  Tschan  kar,  Tsi wang Ra  plan’s zoon,  
 was  weder  nitgebarsten,  en  de  veertiende  zoon  van  Kang  h i,  een  
 uitstekend man,  die  de  grootste  talenten  ,  zoowel  in  het  krijgskundige  
 als  in  het  staalkundige ,  bezat, was  als  bevelhebber van het leger naar  
 Tartarije  gezonden,  want  aan  een  voortreffelijker  man  kon  de  onder-  
 drukking  van  den  stoutmoedigen  rebel  niet  toevertrouwd  worden.  
 Men  zegt  dat  zijn  vader  hem  eigenlijk  tot  opvolger  verkozen,  maar  
 vermits  hij  bij  diens  dood  ver  van  bet  hof  verwijderd  was ,  de  voor-  
 keur  aan  Jong  tsching  gegeven  bad,  om  allen  twist  over  de  kroon  te  
 voorkomen. De moeder had den jongeren zoon ook inniger liefen wenschte  
 hem  tot  de  hoogste  waardigheden  bevorderd  te  zien.  Het  was  dus  
 Jong  tscliing’s  eerste  zorg,  zijn’  eigen’  broeder,  die  zijne  regten  met  
 een talrijk leger kon handhaven,  aanstonds krachtdadig tegen te werken,.  
 en  hem  te  doen  vallen.  Hij  zond  den  eenen  bode  na  den  andere,  
 die  hem  uit  naam  zijns  vaders,  zoo  als  hij  voorgaf,  nog  in  leven,  
 uitnoodigden  om  oogenblikkelijk  in  de  hoofdstad  te  komen,  waar  
 hem  de  gewigligste  zaken  zouden  voorgesteld  worden.  De  gene-  
 raal  vermoedde  niets  kwaads,  en  begaf  zieh  zoodra  mogelijk  op  re is,  
 de  hoop  koeslerende,  dat  hem  misschien  de schepter  zou worden aan-  
 geboden.  Toen  hij  nog  slechts  drie  dagen van het hof verwijderd was,  
 ontving  hij  de  lijding  dat  zijn  broeder  den  troon reeds beklommen had.  
 Hij  zou  omgekeerd  kunnen  zijn,  indien  hij niet reeds door eene wacht  
 omsingeld  geweest  was.  Hij  werd  naar  de  hoofdstad  gebragt,  en  be-  
 nevens  zijn’  zoon,  ondanks  de  beden  zijner  moeder,  voor  zijn  leven  
 lang  in  de  gevangenis  geworpen.  De  oudste  zoon  van  den  overleden  
 monarch,  en  de  vroegere  erfgenaam • des  troons,  waren  reeds  in  den  
 kerker  vermoord,  en  tlians  was  het  nog  de  negende,  Se  ssa  ke,  die  
 achterdocht  wekte.  Reeds  voordat  de  kroonprins  afgezet  werd,  deed  
 men  Kang  bi  den  voorslag  om  dezen  prins  tot  opvolger te benoemen,  
 maar  de  keizer  gruwde van de gedachte,  om  de  eerzucht van de mede-  
 dingers naar de kroon te prikkelen. Deze jongeling poogde zieh intusschen  
 de Jezuieten tot vrienden te maken,  en een hunner (de portugees Moran)  
 ging zoo ver,  dat hij  den  Tartaarschen  generaal geld bood,  als hij  dezen  
 prins  op  den  troon  wilde  helpen.  Hoezeer  de  grijskop  daarin  niet  
 openlijk wilde  loeslemmen,  koesterde  men  nogtans  hoop  dat  het  Rijk  
 zieh  voor  Se ssa  ke verklären zou,  en de Jezuieten ,  die hunnen invloed  
 voor  het  vervolg  door  zijne  oppermagt  meenden  uit  te breiden,  lieten  
 niets  onbeproefd  om  hem  hulp  te  verschaffen. Maar Jong tsching dacht