
vereerd. De keizer was traag van aard, en liet zieh zeer weinig gelegen
liggen aan' de regering; Kiang ping wilde zijn geest eene werkzamere
rigling geven, en sloeg hem daarom voor oin eene reis met hem le doen
naar Tartarije. Zoodra de hovelingen dithoorden, werden zij alien met
schrik vervuld, want zij herinnerden zieh nog aan den togt van
«ling tsong en klaagden Kiang ping als een verrader aan. Deze bekreunde
zieh echter zeer weinig aan de hovelingen, en zoo werd de reis be-
daard ondernomen. Toen Tscliing ti nu eindelijk den grooten muur
achter den rug en de woestijn bereikt had, wijdde hij zieh alleen aan
de genoegens der jag t; hij leefde zeer vrolijk in eene lent, en vergat
den ontzenuwenden wellust van het harem gcheelenal. Maar welras
verzamelden de Mongolen hunne ruiterij om den keizer gevangen
te nemen, en toen moest deze zieh gereed maken tot de vlugt. Nu
deed het hof den gunsteling de bitterste verwijten; maar deze had in
het eerstvolgende jaar weder een soortgelijk plan ontworpen. Ditmaal
werd de monarch door een zeer talrijk leger vergezeld om zijne komst
luister bij te zetten. Toen trokken de Mongolen natuurlijkerwijze terug,
maar deden op eenigen afstand een inval in het land der Chinezen,
en bespotten den keizerlijken jager. Nadat men zieh met ontzaggelijke
onkosten genoegzaam vermaakt had, keerde de menigte van trawanlen
naar de hoofdstad terug. De keizer bevond zieh bij deze uitstapjes zoo
wel, en was zoo blijde dat hij zonder zorgen de versehe lucht inademde,
dat hij thans op raad van Kiang ping besloot, om ook een reis te
doen naar de provincies, en zieh met een togt op den Jang tse te
verlustigen. Toen dit aan de ministers bekend gemaakt werd, traden
zij gemeenschappelijk op met een verzoekschrift, waarin zij met de
krachtigste uitdrukkingen zulk een plan afrieden, als gevaarlijk voor
den Staat en voor den persoon des keizers ; want tot hiertoe was men
gewoon den monarch en rijksgebieder als een gevangene in hei paleis
te zien. Als hij zieh onderstond de hoofdstad te verlaten, dan zouden
er aanstonds oproeren en omwentelingen plaats grijpen, waarvan men
de gevolgen niet berekenen kon. Dit verzoekschrift was in zoo scham-
pere uitdrukkingen vervat, dat de keizer eenigen der opstellers vijf
dagen lang voor zijn paleis liet knielen , terwijl andere in de gevangenis
geworpen werden. Den volgenden dag had hij reeds berouw over dezen
stap, en zocht alles weder goed te maken door eene algemeene am-
nestie. Intussclien werd Tsching ta door de onlusten , die in Kiang si
heerschten, genoopt naar Nan king te gaan. Daar vertoefde hij geruimen
tijd. Nadat zijne troepen de overwinning behaald hadden ,
keerde hij in triomf naar Pe king terug, om de weinige dagen levens
die hem nog restten däär te slijlen. Hij stierf, door niemand beweend,
zonder een zoon na te laten of een erfgenaam van den troon benoemd
te hebben. Tsching ta was in vele opziglen aan zijn voorganger gelijk;
hij had vele begeerten, maar geen hartstogten, en was zonder bestuur
of verleiding noch tot iets goeds noch tot iels kwaads in Staat; hij was
alleen merkwaardig uithoofde zijner builengewone opverschilligheid.
Onder zijne regering had er eene gebeurtenis plaats, die duurzame
gevolgen voor China had. De Portugezen, in plaats van zieh altijd met
het oude te vergenoegen , beseften reeds vroeg de verkeerde denkbeeiden
hunner voorvaderen betrekkelijk de aardrijkskunde. Zij zeilden
om de Kaap de Goede Hoop en kwamen aan de westelijke kusten van
Indie. Daar zöchten zij hunne magt te bevestigen; zij hadden veel ge-
hoord van de specerijeilanden, trachlten verder door te dringen en
bereikten eindelijk de straat van Malacca. Voor de stad van denzelfden
naam zagen zij een aantal vaarluigen ten anker; zeer begeerig om
hunnen handel uit te breiden en de Mohammedanen afbreuk le doen,
vielen zij de vesting duchtig aan en veroverden haar na langdurigen
tegenstand. Eenmaal in het bezit van deze stad , hoorden zij naluurlijk
zeer veel van Ka ta i, waarvan men sedert Marco Polo’s reis niets
meer vernomen had. Eenige Chinesche jonken kwamen zelfs in de
haven; nu besloot een avonturier, Raphael Perestello (1516), een reis
naar dit wonderbare land te aanvaarden. Hij kwam daar aan met eene
jonk, deed onderzoek naar alle bijzonderheden en kwam, na van
alle handelsvoordeelen naauwkeurig onderrigt te zijn, te Malacca weder.
Groot was des stadhouders blijdschap , toen hij eindelijk iets vernam
van het sedert lang vergeten land, dat men in het bezit der Feeen
waande. Toenmaals was die natie evenzoo ondernemend, als zij thans
slaperig is ; aanstonds rustten zij vier schepen en vier kleine vaartuigen
u it, om die wonderbare streken te bezoeken. Zij kwamen bij het
eiland Schang schan, ten westen van Macao. De Chinesche schrijvers
gewagen van het vreesselijk gebulder hunner kanonnen en het schrik-
verwekkend uilzigt dezer barbaren. Zij spreken van hun rood hair
(iets, dat bezwaarlijk op de Portugezen van toepassing is ), hunne
groote voeten, hunne stuursche manieren, en noemen hen Falang
of Franken. De angst der mandarijnen was buitengemeen; hun goed
gedrag en nog meer hunne rijke geschenken verschaften de zee