
moordde hunne familien tot den negenden graad. De belofte van groote
belooningen moedigde de laaghartigsle schurken aan om de eerlijkste
lieden aan te klagen, en zoo werd bet land weldra vervuld met achter-
docht en vervolging. Yele mandarijnen kwamen zichzelven aanklagen;
anderen werden door hunne beste vrienden aan den regter overgeleverd
en vreesselijk gestraft. De kamerlingen en vrouwen in h e th a r em , die
Kien wen hartelijk genegen w a r en , werden met barbaarsclie woede
behandeld, en de naam des prinsen van Jen daardoor met eeuwige
schände gebrandmerkt.
Onder de ministers van Kien wen waren zeer bekwame mannen,
wel bedreven in de staatszaken; dezen zocht Jen tot zieh te trekken..
i e n hunner, een geleerde en staatsman, werd ernstig uitgenoodigd om
een post onder de nieuwe regering aan te nemen. Maar toen alle po-
gingen zonder gevolg b le v e n , en de mandarijn den prins van Jen bestrafte
over zijne geweldenarij, liet de overwinnaar hem den mond
tot aan de ooren opensnijden en hem naderhand onder schrikkelijke
martelingen ter dood brengen. Een ander beroemd man volhardde
insgelijks in zijne gehechtheid aan den vorigen vorst; neus en ooren
werden hem afgesneden en vervolgens kokende olie over zijn lijf gegoten.
Dit was het begin eener regering die eenig in hare soort is. Zoo lang
Jen ambteloos w a s , gedroeg hij zieh gematigd en bescheiden; maar toen
hij het toppunt van magt bereikt had, werd hij een dwingeland. In
het bezit des rijks beloonde hij zieh oorlogzuchtig en een vriend
van pracht, en niets dan groote ondernemingen konden hem be-
vredigen.
Zoo waren er nu bijkans vier jaren in burgeroorlog verstreken en
het v o lk , dat tegen elkander str e ed , had er noch eenig oogmerk b ij,
noch eenig nut van. Hoe weinig hadden de Chinezen door het Mon-
goolsche juk geleerd, en hoe siecht kenden zij de kostbare waarde des
vredes. Het denkbeeid om zijn leven op te offeren aan de zelfzucht
van een gebieder is zoo buitengewoon, dat het te verwonderen i s , hoe
er nog menschen te vinden zijn, die voor zulk eene hersenschim. hun
bloed plengen. En loch leert de geschiedenis aller tijden, dat de moord-
lust van velen altijd een voldoende drijfveer is om tot zuike ondernemingen
aan te zetten.
.JONG'LO, IN DE WALHALLA GENAAMD TAI TSONG.
(1403-1424).
Men noemt dezen regent gewoonlijk Jong l o , naar den titel van zijne
regeringsjaren. Toen hij zieh in het bezit eener onbeperkte magt z a g ,
beloonde hij zijne Soldaten en offleieren ruimschoots, om hun te toonen
dat hij een vorst was die dapperheid en verknochtheid öp prijs wist te
stellen. Toen het leger hem trouw beloofd h ad , bepaalde hij de ver-
plaatsing der hoofdstad. Het schoone Nan king met zijne heerlijke om-
streken en zijne trotsche r iv ie r , waaraan zijn vader zoo vele schatten
besteed had, behaagde hem niet; Jong lo moest eene andere plaats
z o ek en , waar hij niet bestendig aan de onttrooning van zijn neef
herinnerd w e rd ; hij moest zieh een eigen werkkring verschaffen; want
hij had geheel zijn eigen denkwijze en wilde zieh als zelfstandig aan
de wereld vertoonen. Daarom trok hij naar het verre no orden, en
grondvestte o f vernieuwde de hoofdstad der Mongolen, Pe king, in eene
dorre slreek, zonder hulpmiddelen in zichze lve, nog armer dan de
omstreken van Madrid. Daar bouwde hij pa le iz en, schiep een nieuw
bestuur en liet er zieh zeer aan gelegen liggen om tweedragt te zaaijen
tusschen de Tarlaren. Dezen hadden zieh lang stil gehouden e n ,
zonderling genoeg, gedurende den Chineschen burgeroorlog niets on-
dernomen. Zoodra de keizer in die streken aangekomen w a s , zond hij
aan eenige v orsten. rijke geschenken en de beleening, waardoor de
anderen zoo verbitterd werden, dat zij hunne medevorsten, die door
het Chinesche geld verrijkt w a r en , als partijgangers aanvielen en
elkander woedend beoorloogden. De grenzen bleven dus rü stig , en
Jong lo was blijde dat zijn list zoo wel gelukt was.
Het verre zuiden hield terstond de aandacht van den monarch b e z ig ,
wiens werkzame geest altijd stof zockt tot nieuwe avonturen. ln An
n am , o f, zoo als het gewoonlijk genoemd wordt, in Cochin-China had
eene reeks van onafhankelijke vorsten na de invallen der Mongolen
rüstig geregeerd. De laatste vorsten van dezen stam werden zoo trotsch,
dat zij zieh den keizerstitel toekenden en zieh zelfs boven de Chinesche
majesteit verhieven. Dit zou reeds voor den trotschen Jong lo eene voldoende
reden geweest zijn om hun den oorlog te verklären; maar weldra
waren er nog veel gewigliger gronden, die zijne bemoeijing in de aan-
gelegenheden des lands eischten. Op zekeren dag, toen het geheele hof
in volle slaatsie om den trotschen keizer geschaard w a s, trad een