
moedig, zijne spitsbroeders keerden naar huis, toen zij zieh verrijkt
hadden.
Zoodra de mandarijnen dit hoorden, overvielen zij hem onverhoeds,
en versloegen het kleine leger geheel, zoodat hijzelf in allerijl de wijk
moest nemen naar het gebergte, om zijn leven te redden.
Maar honger en eilende van anderen aard verdreven een groot aantal
bewoners uit liunne velden en dorpen, en daar zij Li tse tsching zeer
goed als den mildsten der hoofdlieden kenden, schaarde zieh weldra
een ontzettende menigte vermetele menschen rondom hem. Vermits
hij het volk zeer goedaardig behandelde, de mandarijnen daarentegen
met ongehoorde gestrengheid, trad hij onder den bedriegelijken naam
van een volksvriend op, en gaf zelfs zijn wensch te kennen om den
troon le bestijge'n. Er waren vleijers genoeg die hem daarop hoop
gaven; in den waan, dat hij de kroon des rijks waardig was, leverde hij
slagaan dekeizerlijkebezettingeener^roote stad, en trok na het innemen
van verscheidene vestingen op, om de provinciestad Rai fong fu, aan
den oever der gele rivier, te belegeren. De bevelhebber dezer vesting
was een keizerlijke prins; toen hij het talrijk leger van den oproerling
in de vlakte van dat beroemde oord geschaard zag, werd zijn moed
tot de dappersle tegenweer aangevnurd, en hij lachte om de bedrei-
gingen van den trotschen vijand. Zoo dikwijls hij een uitval deed,
beloofde hij belangrijke sommen aan de boogschutters. Dezen maakten
zieh ook jegens hun vaderland zeer verejienstelijk; want honderden der
oproerlingen sneuvelden, en de pijlen, met behendige hand geschoten,
troffen met builengewone juistheid. Zelfs Li tse tsching, die zieh te zeer
in het gewoel had gewaagd, werd zwaar gewondiu zijnaangeziglenalden
rebellen vrees aangejaagd. Nogtans wilden zij niet wijken, maar hielden
de volkrijke stad van alle kanten ingesloten, zoodat er weldra gebrek
aan levensmiddelen onlstond. In het gevecht had de prins zieh altijd
groot beloond, maar in het oogenblik van den ergsten hongersnood
ontzonk hem de moed. Reeds waggelden er honderden als lijken längs
de stralen, naauwelijks in slaait zieh over de met gras begroeide voet-
paden voort le slepen, om het een ol ander uil de mesthoopen te krabben.
Weldra stierven er duizenden van honger, want men had zelfs geen hui-
den meer om le weeken en de ledige maag te vullen. Nog wilde de
vorst aan geene overgave denken; zelfs toen men menschenvleesch op
de markt verkocht, werd zijn hart niet getroffen; liever den schande-
lijkslen döod ondergaan, dan zieh aan de rebellen overleveren, was
zijne leuze, en tot den laalsten droppel bloeds te slrijden, zijn vast
besluit. Men wierp den armen de lijken to e , die zij als wolven ver-
sebeurden; de gezonden konden immers nog gras genoeg afscheuren,
om hun leven te rekken. Een Europeaansche zendeling, die daar
legenwoordig was, vergeleek de grenzenlooze eilende bij de belegering
van Jeruzalem. Nog kwam er geen hnlp opdagen, en de Chinesche
generaals, die het waagden tot ontzet toe te snellen, werden
spoedig door de scharen der rebellen teruggedrongen. «Wijken wil ik
niet,» sprak de prins, toen al het eetbare reeds verteerd was; «steekt
den dam door, die de stad — in de läge landen gelegen ■:— voor de
overstroomingen der gele rivier beveiligt, en laat ons onze vijanden
verdrinken.» Het besluit was naauwelijks genomen, loen de arbeiders
wanhopig aan het werk gingen. De Chinezen werkten als mieren, en
reeds na twee dagen stroomde het water der magtige rivier naar binnen.
Doch de rebellen verloren sleclits omstreeks 6000 man en al hunne
bagaadje. Ongelukkig brak de tweede dam door, die Kai fong fu on-
middellijk beschermde; nu drong de bruisende vloed op de muren
aan; daar stonden de sidderende burgers op de hoogste wallen.
Deze stortten op vele plaatsen in , en nu werd weldra de geheele stad
20 voet onder water gezet. Het ongeluk gebeurde zoo plolseling,
dal de meeste inwoners, die builendien reeds zeer verzwakt waren,
zieh niet konden redden , en binnen een kwartier uurs verdronken er
200,000. Belegeraars zoowel als belegerden stonden een tijdlang ontzet
zonder iels te ondernemen, want zij waren van beide kanten door
den schok bedwelmd. «Wat kan ik langer doen in eene vesting zonder
inwoners en Soldaten?» zeide de vorst, en scheepte zieh in op eene
boot; om de handen der vijanden te ontkomen. Dezen waagden het
eindelijk om het eenzame kerkhof — want Kai fong fu was niet anders
.lös binnen te sluipen, en lieten ook het water weder afloopen.
Maar alle buit was verdwenen, de arbeid van zoo vele maanden
vernietigd, en de vloek van dit onheil te hebben aangerigt rustte
thans op hem alleen.
Andere hoofdlieden, die Li tse tsching zijn geluk benijdden , wierpen
zieh thans op en trachllen met groote hardnekkigheid hunne zaak te
verdedigen. Li tse tsching gedoogde echter niet dat iemand hem den
roem ontrooven zou , dien hij zieh door.zoovele bloedige daden had
verworven. Onder, de mededingers was een zekere gelukzoeker, die
zieh wegens zijne vermeende krijgsmanstalenten den naam van Tsao tsao