
was opgerigt, en deed daar, volgens Chineeschgebruik, een plegtiggebed.
Naderhand gclastte hij een kostbaar praalgraf te bouwen inet een op-
schrift, dat zijne geringe afkomst aanwees, opdat ook de nakomeling-
schap mögt weten dat hij niet trotsch kon zijn op zijne geboorte. Bij
deze gelegenheid ging Hong wu , nadenkend over zijn bedrijvig leven
en de talrijke hindernissen, die hij op zijne loopbaan ontmoet had, in de
omslreek wandelen. Niemand zijner lijftrawanten was hem gevolgd;
toen hij het bosch in de nabijheid naderde, kwam er een luipaard op
hem toespringen. Op hetzelfde oogenblik ontmoette hem een oude mon-
nik, die het wilde dier even als een hond gebood; hij deed den luipaard
aanstonds Stil liggen en nam den verbaasden wandelaar mede naar een
tempel. Hier vond hij andere priesters, die hem vriendelijk onthaalden en
hem vervolgens een boek overreikten, om le onderteekenen dat hij eene
zekere som gelds zou geven om den tempel te herbouwen. Eerst was hij
vertoornd over deze laagheid; maar toen hij de boekrol opende, ontdekte
hij de namen van de stamvaders der onderscheidene dynastien. Dit trok
zijne aandacht; hij meende eerst, dat het eene zinsbegoocheling was;
maar rang en titels stonden daar metgroote letters te lezen; hij plaatste er
nu ook zijn eigen naam bij en van dit oogenblik af meende hij zieh lotden
troon geroepen. Of dit nu het werk der verbeelding, van een droom, dan
of het door zijne Soldaten beschikt was, die er op aandrongen, dat hij zieh
totkeizer verklären moest, moeten wij onbeslist laten; zooveel is zeker,
dat het een’ diepen, onuitwischbaren indruk op Hong wu’s gemoed
maakte. Later bouwde hij daar een’ prächtigen tempel en wilde ook eene
groote stad aanleggen; maar ondanks de belangrijke uitgaven gelukte
dit niet; want de menschen vonden geen tak van bestaan en moesten
spoedig de plaats verlaten om elders hun brood te verdienen.
De uitmuntendste veldheer, dien Hong wu had, wasSu ta, een man, die
de buitengewoonste togten ondernam, en zieh noch door natuurlijke
noch door kunstmatige hindernissen op zijne loopbaan liet afschrikken.
Hong wu hield het voorbeter, toen zijne magt gevestigd was, ombedaard
in de hoofdstad te blijven, en mond- en oorlogsbehoeften en nieuwe
manschappen naar het leger le zenden, dan zieh zelf aan het hoofd te
plaatsen. Daardoor leden de Soldaten nooit gebrek, hadden altijd het
benoodigde tot den oorlog en zulk een’ overvloed van levensmiddelen,
dat het hun nooit in de gedachten kwam om te plünderen. Andere officie-
ren wedijverden onderling, om de gevaarlijksle ondernemingen onver-
schillig te behandelen, en hielden het voor terugzelling als men hun niet
vergunde zieh aan de grootste gevaren bloot te stellen. Zoo vond men
dan ook zeer veel talent bij de krijgslieden, en Hong wu was zelf
verbaasd zulk een aantal voortreffelijke beiden voor zieh te zien. Na een’
gelukkig volbragten veldlogt hadden zij zieh allen in de audientiezaal ver-
eenigd, maar te vergeefs zocht Hong wu’s vorschend oog de welbekende
gelaatstrekken van vele krijgsmakkers; zij waren op het slagveld gebleven
en hunne ziel was naar de plaats hunner eeuwige bestemming overge-
voerd. Tranen weiden op in de oogen van den edelen vorst; maar spoedig
herstelde hij zieh en sprak met diepe aandoening: «Zij zijn voor het
vaderland gestorven, hebben voor het vaderland hun bloed geplengd; op
ons blijft de heilige pligt rüsten, om voor hunne nagelaten betrekkingen
te zorgen.» Aanstonds maakte men schikkingen om hunne ouders,
vrouwen en kinderen ruim te voorzien van geschenken en hen levenslang
le ondersteunen. Zelfs de gemeene soldaat ondervond de liefderijke zorg
van den vaderlijkeu Hong wu, en niemand was verstokenvan verpleging.
Met een leger, dat zijn weldoener zoo getrouw was toegedaan als dit,
kon men wel iets beslissends ondernemen. Er werd dus in den raad be-
sloten om de zuidelijke provincies aan den schepter van Hong wu te
onderwerpen, en de daartoe bepaalde divisies trokken aanstonds naar
de plaats harer bestemming en waren zeer gelukkig op al hare togten.
Het geheele volk beschouwde de Soldaten als vrienden, en weerstond met
vereende kracht de weinige Mongoolsche bezettingen, die nog waren
achlergebleven. Het was dus gemakkelijk, om de eene stad na de andere
te veroveren en haar aan de burgers zelven toe te verlrouwen, zoodat het
Chinesehe leger niet door bezettingen verzwakt werd. Na zulk een ge-
lukkigen uitslag besloot Hong wu eindelijk het noorden le bezoeken. De
toebereidselen tot dezen moeijelijken veldtogt waren de grootste die men
ooit gemaakt had ; het leger werd prächtig uitgerust; de strijders vooruit
betaald, en de massa trok nu met fiere schreden op de hoofdstad los.
Onderweg werd Hong wu door een afstammeling van Kong fu tse begroet,
dien hij met groote eerbewijzen ontving, om voor het geheele leger zijne
gehechtheid aan den wijze van China te toonen. Overal werden de poorten
geopend en de tegenstand der Mongolen bepaalde zieh tot weinig betee-
kenende schermutselingen. Lang had Hong wu tegen den prins van Han,
die met hem om de kroon streed, moeten kampen, en in den oorlog met
andere oproermakers veel blofed vergüten; maar thans kon hij zijne magt
op een enkel punt vereenigen, en vreesselijk trof zijn zwaard de Tartaren.
Door vrees en schrik aangegrepen, namen zij de vlugt om slechts hun
26