
waar hij geworgd werd. Het vuur van den opstand was intusschen nog
n.et uitgebluscht en ontbrandde eensklaps in andere deelen des rijfes
het geheele volk was inderdaad afkeerig van het regerende huis, en men
verwachtte de vreesselijkste burgeroorlogen, die ook weldra het Iand
verwoestten. L.ngt, beleefde han einde niet. Hij .was een karakterloos
vorst zonder vastheid van wil, die alleen voor zijne kroon vreesde en
daaromeen wreedaard was. Zijn geheele leven was eene aaneenschake-
hng van kabalen. Daar de vijanden der kamerlingen de geschiedenis te
boek stelden, kan men hen billijkerwijze niel beschuldigen van al de
gruwelen, d.e men hun le last legt; het is boven allen twijfel verheven
dat z.j goedeeigenschappen bezaten, maar tevens is het zekerdat zii hei
meeste bijdroegen tot den ondergang des lands.
De monarch was naauwelijks geslorven (189), of het paleis werd het
tooneel der ongehoordste dingen. Eene vleeschhouwersdochter was ten
troon verheven, haar zoon werd als kroonprins erkend. Haar'broeder
Hotsin was toenmaals juist veldmaarschalk, en dewijl de kamerlingen een
jongen prms van eene andere moeder, die hun ter opvoeding was toebe-
trouwd, tot opvolger bestemd hadden, wenschte men eerst den bevelheb-
ber van het leger uitden weg te ruimen, om vervolgens dit plan ten uitvoer
e rengen. Tot dat einde gelastte men hem naar het paleis te gaan, waar
de sluipmoordenaars al gereed stonden. Daar hij eVenwel nog te regier
tijd van dezen aanslag verwittigd werd, werd de jonge prins Lieupien
nog denzelfden dag gekroond en de doortrapte kamer'heeren aan stukken
gehouwen. Doch de haat gloeide nog in het hart der keizerin. De voogdes
van den anderen knaap Lieu hie, die zieh zeer vrijmoedig over de magt
van den broeder der keizerin, den generaal, had geuit, werd eerst uit
en harem verdreven, en moest vervolgens den giftbeker drinken; een
van hare bloedverwanten werd in den nacht overvallen en bezweek onder
dolksteken.Hotsin wasthansregenlen handelde metdegrootste wülekeur.
Hoezeer door een groot leger ondersteund, waagde hij het echter niet
om de kamerlingen aan tevalien. Altijd tusschen vrees en hoopgeslingerd,
wilde hij daartoe eerst uitdrukkelijk bevel zijner zuster ontvangen, en
om dit ten uitvoer te brengen, liet hij een talrijk leger naar de hoofdstad
oprukken. De kamerlingen rekenden zieh verloren, maar wilden nog
eene stoute daad verrigten, eer zij zieh overleverden aan hunne vijanden.
Ho tsin werd kwanswijs door zijne zuster op het paleis ontboden. Deze
ginggehecl alleen tegen den raad zijner vrienden, die de wacht hieldenbij
de deuren, en werd door eene woedende schare omsingeld. Hun woordvoerder
sprak met vonkelend oog: «Wij hebben u uit het stof, uitden
slagterswinkel verheven, en gij smeedt plannen tot ons verderf en hebt de
regtmatige keizerin door vergif omgebragt, Ontvang thans het loon uwer
wandaden.» Toen sloeg men hem het hoofd af en wierp het honend
zijnen aanhangers voor de voeten. Deze werden woedend, drongen den
harem binnen, nadat zij eerst vuur voor de deuren gelegd hadden, en
sabelden zonder onderscheid al de bewoners van het paleis neder, terwijl
de rondom staande Soldaten, degenen, die zij uit de vensters wierpen,
met hunne lansen opvingen. Het groote gebouw werd door de vlammen
verteerd, en ter naauwernood hadden twee kamerlingen tijds genoeg
om met de beide jonge prinsen te vlugten, en de keizerin zelve werd
door de partij van Ho tsin in hechtenis genomen. Aldus stierven op dien
zelfden dag schuldigen en onschuldigen een getal van twee duizend.
Beide knapen doolden geheelenal verlaten met hunne twee gebieders
rond; toen de laatste hunne vervolgers zeer digtop de hielen zagen, wierpen
zij zieh van eene hoogte in de rivier en verdronken. Het was thans
nacht geworden en de prinsen kwamen, door het schijnsel van glimwor-
men geleid, aan eene boerenwoning, waar zij zieh onder het hooi ver-
scholen. Des morgens vroeg kwanien er reeds officieren die hen met
ernst zöchten, met de grootste eerbewijzen ontvingen en naar de hoofdstad
terugbragten.
Onder dezen bevond zieh het legerhoofd Tong tscho, een wreedaardig
man, die met het leger op bevel van Hötsin naar de hoofdstad getrokken
was. Daar hij zijne Soldaten zeer groote vrijheden vergunde, vergrootten
zieh zijne scharen, en bij begon thans gelijk een wild dier huis tehouden.
Op eene algemeene vergadering der overheden verklaarde hij, dat ieder,
wie den jongsten zoon Lieu hie niet als keizer erkende, moest sterven.
Bij zulke dreigementen durfde slechts een enkele hem tegen te spreken.
Hie werd derhalve onder den naam Hien ti tot keizer verklaard, en zijn
stiefbroeder Pien met zijne moeder, Hotsin’s zuster, in een prächtig
gebouw opgesloten. Hier schreef de knaap, die zijn twaalfde jaar bereikt
had,eenige verzen, waarin hij zijne gevangenschap betreurde, en daarover
werd Tong tscho zoovergramd, dat hij hem den giftbeker toezond. De
keizerin omhelsde hären zoon en riep den hemel aan om wraak. Hare
dienaressen wierpen zieh op den bode, en deze moest zijne Soldaten te
hulp roepen, anders zou hij door de woedende vrouwen geworgd zijn.
De moeder wierp hij thans uit het venster; en den zoon dwong hij om
den doodelijken beker te ledigen.