
herinnerde zieh aan de makkers zijner jeugd, en voud het onmogelijk
zonder hen te leven, of iets te ondernemen wat hunne goedkeuring niet
wegdroeg. Dit waren acht kamerlingen, die zieh als geheime raad
bij hem aanbevalen. Zij hadden zieh verbonden om den geest van
den jongen monarch zöö te verstompen, dat hun, als zijne plaatsbe-
kleeders, de geheele oppermagt wierd toevertrouwd. ln dezen snooden
toeleg slaagden zij ook, zoodat de arme keizer nu geheel eene pop in
hunne handen was. De jongeling was zöö ingenomen met de wijsheid
zijner leidslieden, dat hij aan zichzelven twijfelde, en eenen uit het
getal der kamerlingen met de hoogste waardigheden bekleedde. Deze
hoveling is onder den naam van Lieu kin in de Chinesche geschie-
denis gevloekt.
Terwijl Tsching ta zieh zeer gelukkig gevoelde in den kring zijner
vleijers, vertoonde zieh eensklaps eene komeet aan den hemel. Kort
daarop sloeg het onweder in het binnenste gedeelte van het paleis.
Zulke voorvallen troffen het gemoed van den monarch; hij riep den
raad der oudsten bijeen, om naar de oorzaak dezer onheilen te on-
derzoeken. Deze staatsdienaars deden natuurlijk zijne partijdigheid voor
en groote gehechtheid aan de kamerlingen als grond van de straffen
des hemels gelden, en vervulden ’s keizers hart met vrees en angst.
Maar naauwelijks had Lieu kin gehoord van de strenge berisping, die
zijn kweekeling ontvangen had, of hij peinsde op middelen om de
vrijmoedige berispers te doen vallen. Niet alleen zij, maar hun geheele
aanhang, eenige prinsen van den bloede daar benevens, moesten als
afschrikkend voorbeeld vallen. Lieu kin was aan het hoofd van den
bloedraad; het kostte zeer weinig moeite om de bedoelde personen
van verschillende misdaden te overtuigen. Zij werden allen van hunne
posten ontzet, en waren zeer blijde dat zij hun leven behielden.
Toen de proef eens gelukt was, vonden de hovelingen spoedig weder
nieuwe gelegenheid om meerderen van hunne posten te ontzetten, ja
zelfs eenige mandarijnen in de gevangenis te werpen. Zoo werd er
een groote schrik in het land verwekt, en elk betoonde dezen mag-
tigen Grooten den hoogsten eerbied; alleen de leeraren der akademie
wilden hunne" knien niet buigen voor Lieu kin, eene'-eer, die zij alleen
aan hunnen Opperheer en zijne kinderen bewezen. Om de hoogmoe-
digen te vernederen, verplaatste de sluwe Ljeu kin deze geleerde
heeren in andere posten, die hen verpligtten, hem dagelijks in deze
houding aan te spreken. Onder de verdachten was ook een eerwaardig
staatsdienaar, die reeds lang gevangen z a t, en zeer beducht was dat
hij het niet levend ontkomen zou. Hij had immers den keizer verzocht,
om de vermetele verleiders uit zijne nabijheid te verbannen, en daar-
door Lieu kin met onuitbluschbaren haat vervuld. Toen de regtschapen
man nu troosteloos in zijn kerker z a t, bezocht hem een talentvol
vriend, die hun wederzijdsch gesprek aanstonds poetisch beschreef,
en het dichtstuk den magtigen kamerling overhandigde. Lieu kin las
het, hij had zelf smaak en wilde voor een vriend der Muzen doorgaan.
Bij het lezen verdwenen allengs de rimpels van zijn voorhoofd;
hij deed nader onderzoek naar den gevangene , verzocht de vriendschap
van den dichter en stelde diens vriend in vrijheid, onder voorwaarde
dat beide zieh bij zijne partij zouden aansluiten. Slechler liep het af
met de overigen, die zulk een voorspreker niet hadden; zij werden
allen veroordeeld, en ter laatste instantie knielden 300 hunner voor het
paleis met een verzoekschrift ter aarde. Zulk eene köene onderneming
had gemakkelijk het oog van den jongen prins kunnen trekken; daar-
om was Lieu kin zeer gebelgd en wilde zulke onrustige gemoederen
niet langer verdragen. Hij sloot hen op en liet ze bijna van honger
sterven.
Soortgelijke menschen konden niet lang in vrede met elkander
leven, en de kamerlingen geraakten zeer spoedig onderling verdeeld.
fien hunner moest van het hof verwijderd worden; want Lieu kin
vreesde zijne gevaarlijke plannen. Daar hij dit niet längs een’ regt-
matigen weg kon bewerken, bereikte hij zijn doel door list. — Maar
de te verdrijven hoveling wilde zieh dit niet laten welgevallen, in
loorn greep hij Lieu kin en zou hem waarschijnlijk geworgd hebben,
zoo de omstanders den woedende niet schielijk verwijderd hadden. De
keizer deed thans zeer veel moeite om beiden weder te verzoenen; zij
moesten in zijne tegenwoordigheid te zamen eten en elkander de hand
van eeuwige broederschap reiken. Maar de beleedigde vergat den smaad
nooit, en was met al zijne kracht werkzaam aan den ondergang van
zijn ambtgenoot.
Om zieh zeer verdienstelijk te maken, had Lieu kin sterrewigchelaars
en waarzeggers naar de hoofdstad beroepen, die hem de toekomst
spoedig en goed moesten verklären. Zijne navorschingen bepaalden zieh
hoofdzakelijk tot zijne neven, want hij hoopte nog eens een’ hunner
op den troon te zien. De bedriegers, die dit reeds vermoedden, gaven hem
flaauwehoop, datzoodanig lot door de sterren aangeduid was, enontvingen