
 
        
         
		eene  zamenkomst  met  Iii  jing  eil. de  overigen.  De  vereeniging  was  
 opregt  en  liartelijk,  en  Pöttinger  had  zieh  zijnen  hoogen rang waardig  
 betoond.  Gedurende  de  gelieele  onderhandeling  had  hij  bij  dezelfde  
 beginselen  volhard ,  en  de  voordeelen,  die  men  vroeger  slechts  als  
 herseuschimmen  beschouwde,  werkelijk  verkregen.  De  eer,  die  zijn  
 vaderland  hem  vervolgens  betoonde,  was  in  waarheid  verdiend. 
 Kort  daarop  verlrokken  de  schepen  het  eene  na  het  andeie  uit  de  
 rivieren.  Vele  Soldaten  en  matrozen  waren  door  de  koorts  aangetast;  
 velen reeds  in de  riviei  gestorven.  Onder de  inwoners zelven  heerschte  
 groote behoefte  ten gevolge  der overstrooming ,  en  de  oogst  in  de  läge  
 landen  was  vermeid.  De  roovers  waren  levens  magtig  geworden,  en  
 liadden  zieh  naar  alle  kanten  verspreid.  Nog  langer  te  volharden  zou  
 razernij  geweest  zijn. 
 Bij  den terugtogt van het eskader werd aan Pöttinger berigt gezonden,  
 dat  men  de  manschap,  wier  schepen op de kust van Formosa  gestrand  
 waren,  op  dat  eiland  gedeeltelijk  vermoord  had.  Dit  w;as  een  tragisch  
 uiteinde,  vooral  daar  het  kort  voor  het  sluilen  van  den vrede  plaats  
 voud  en  de overheid aldaar volkomen overtuigd was  dat  de  gevangenen  
 geen  Soldaten  waren.  Mel  standvastigen  moed  vorderde  de  Engelsche  
 geyolmagtigde  de  gestrengste  straf  voor  de  wreedaards,  die  het  
 volkenregt  geschonden  hadden. De  keizer gaf gereedelijk  aan dien eisch  
 gehoor, want  hij wilde nu eenmaal den vrede en onderwierp zieh gaarne  
 aan  elke  opoffering.  Ta  thung  a ,  de  Tartaarsche  bevelhebber  van  
 Formosa, werd  lerilggeroepen, verhoord,  en weder  aangesleld,  en daar  
 bleef  het  bij. 
 Yeel  ernstiger  dingen  gebeurden  er  echter  te  Canton  nog  voor  het  
 vertrek  van  de  vloot.  Het  gemeen,  getergd  doordien  de  keizer op zulke  
 voorwaarden  vrede  gesloten  en  daarenboven  den  vreemdelingen  zoo  
 groote  voorregten  toegestaan  had,  wilde  zijn  afkeer  van  deze  onder-  
 bandeling  dp  eenige  wijz^e  toonen.  Niels  scheen  tot  dit  oogmerk  gesenkter  
 dan  de  drie  factorijen,  waar  de  Engelschen  gewoonlijk  hun  
 verblijf hielden en  die  gedeeltelijk  door de agenten van  de Oost-Indische  
 maatschappij  bewoond  waren,  te  verbranden. Daartoe  verzamelde  zieh  
 het  gepeupel  bij  duizdnden,  stak  ze  in  brand,  en  toen  de  ge-  
 bouwen  vernield  waren,  werd  het  door  de  Soldaten  verjaagd.  De  
 regering was  intusschen  niel  gezind om het  volk hulp  te  verleenen,  en  
 vermits  het  geheele  Engelsche  leger  zeer  spoedig  naar  Canton  had  
 kennen  oprukken  en  weder  eene  brandschalting  doen,  bewilügde  de 
 gouverueur  0111  de  schade  te  belalen  en  de  rust  werd  een  lijdlang  
 daarna  hersteld. 
 In  Tsche kiang  werden  soortgelijke gewelddadigheden tegen  de  rege-  
 ring  gepleegd.  Het schandelijk geboefte ,• dat de mandarijnen  lijdens  den  
 oorlog  gediend  had, eischte  thans  belooning.  De  overheid  verweet  hun  
 daarenlegen hunne onbeschaamdheid en  toonde aan ,  hoe  zij met leugens  
 en  bedrog  geld  getrokken  hadden  voor  ondernemingen  die zij  niet  volvoerd  
 hadden.  Zij  verklaarden  zieh  dus  voor  vrienden  deS  vade'rlands  
 en  zwoeren,  dat  zij  nooit  met  de  Engelschen  in  vrede  wilden  leven;  
 ja  zij  dreigden  zelfs  de  barbaren  van  Tschu  san  te  verdrijven,  en  
 gingen  zoo  ver van  uit naam der vereeniging  een stad in  bezit  te nemen.  
 Het denkbeeid dat  men  den Engelschen den weg  afsluiten  en de Soldaten  
 te  Ting hai  uilhongeren  kon  ,  werd  weder  geopperd.  Daarbij  ontbrak  
 het  niet  aan  kapers  en  zeeroovers,  zoodat  de  oorlogswolken  weder  
 schenen  te  naderen.  De  hooge  regering  was  besluileloos  welke  maat-  
 regelen  zij  nemen moest,  en  daarom wilden  de  mandarijnen  in  de pro-  
 viucies  nog  niet  beslissend  handelen. 
 Terwijl  men-over  den  vrede  sprak ,  bleef Ji king  met zijn leger,  dat  
 thans  zeer  gedund  was,  op  kleinen  afsland  van  Nan  king.  Hij  ver-  
 klaarde  zieh  eens  vooral  tegen  den  vrede  en  verzekerde  Ki  jing,  dat  
 hij  de  Engelschen  zou  verslaan  waar  hij  ze  slechts  in  handen  kon  
 krijgen.  Maar  het  bleef  bij  snoeveu  en  om  zieh  geheel  bespottelijk  te  
 maken,  bragt  deze  grootspreker  een  aantal  visschersboolen  bijeen  ,  
 die  bij den mond  van den  Jang  Ise  moeslen  rondzeilen,  om  den  schiju  
 aan  te  nemen  alsof  zij  de  Engelschen  uit  de  rivier  verdreven  hadden.  
 Deze  kluchl  koslte  echter  zeer  groote  summen,  want  geen  Chinees  
 wilde  dienen  zonder  groote  belooning,  en  zoo  werden  er  millioenen  
 verspild.  Toen  de  keizer  nu  eindelijk  van  de  vredestichters  vernam,  
 dat  zijn  groot  leger  een  geruimen  lijd  zonder  het  minste  nut  had  
 rondgezworven,  onlbood  hij  zijn  onliandigen  neef  naar  de  hoofdstad  
 eu  ontzette  hem  van  al  zijne  eereposlen.  Toen  Ji  schan,  zijn  aanver-  
 wanl,  zulks  te  Canton  hoorde,  ging  hij  heimelijk  op  de  vlugt  en  de  
 keizer  moest  hem  steekbrieven  aebterna  zenden  om  hem  te  doen  
 vatteu.  Zoo  waren  dan  de  groolste  helden  verdwenen,  en  nu  begon  
 de  keizer  00k  de  kleineren  ter  verantwoording  te  roepen.  Niu,  de  
 gouverneur,  moest  zieh  ijlings  naar  Pe  king  begeven  en  Ki  jing werd  
 zijn  opvölger.  I  li  pu  daarentegen  werd  als zaakgelasligde  naar  Canton  
 gezonden,  gaf  Pöttinger  de  heiligste  verzekering,  dal  de  keizer  den