
 
        
         
		de  beste  schrijvers,  om  hunne  eigene  daden  op  te  teekcnen. -  Deze  
 dreven ook naderhand  geheel alleen  dit handwerk, en wee der goddelooze  
 hand,  die  iets  uit  eigen  beweging  wilde schrijven.  Daarom werd  bet  
 geheel  slechts  werktuigelijk  behandeld;  men  vervaardigde  geschiede-  
 nissen  min  of  meer  als  men  de  geregtelijke  acten  opstelde.  Om  de  
 onwaarheden te bedekken,  die  allerwege in de Chinesche  staatsinrigting  
 te  vinden  zijn,  moest  het  werk  des  schrijvers  geheim  gehouden  worden  
 totdat  de  dynastie  opgehouden  had  te  regeren.  Men  bedenke  
 tevens,  dal  deze  lieden  aan  het  hof  moesten  leven,  dat  zij  hunne  
 kennis  uit  de  vervalschte  berigten  der  ambtenaren  pntteden,  en  dat  
 het  onder  zulke  omstandigheden  volstrekt  onmogelijk  was,  de  feiten, 
   ook  bij  den  besten - w il,  in  het  wäre  licht  te  plaatsen.  Men  
 heeft  voorbeelden  van  groote  getrouwheid  in  het  opteekenen  der  
 voorvallen,  zoo  als  men  ook  bewijzen  van  dapperheid  in  het  Chinesche  
 leger  aantreft;  maar  de  geest die deze lieden over het algemeen  
 bezielt,  is  de  omzigtigheid  van  een  hoveling.  Wij  willen  thans  de  
 voornaamste  kronijkschrijvers  volgens  de  rij  opsommen,  en  zullen  
 hen  in  den  loop  der  geschiedenis  nog  nader  gedenken. 
 Gedurende  de  regering van Han ming ti (38—76 n. Chr.),toeneen der  
 prinsen  een  tamelijk  aantal  boeken  bijeenverzameld had,  tradPanpiao  
 als  bevoorregt  geschiedschrijver  op;  hij  liet zijn’ voornaamsten  arbeid,  
 even  'als  zijn  voorganger,  aan  zijnen  zoon  Pan  ku  achter,  die  nevens  
 andere geleerden zieh zeer groote Verdiensten in  dit vak verworven heeft.  
 Hoe  verder  men  zieh  van  de  vroegste  tijden verwijderde,  des te groo-  
 ter  werd het  verlangen  om  nieuwe  reeksen  van  keizers  in  de  geschiedenis  
 in te  lasschen,  van  wie  niemand  wist  of,  en wanneer  zij  geleefd  
 hebben.  Rijk aan geest  en  onvermoeid  was  de  zuster van Pan piao,  de  
 beroemile Tsao ta ku, eene vrouw,  die in oordeelkundige bekwaamheden  
 en  gezond  verstand  baren vader en  bröeder verre overtroffen heeft.  Zij  
 voltooide  wat  dezen  begonnen  hadden,  en  zoo  kwam  de  geschiedenis  
 der  westelijke  dynastie van Han aan het licht.  De voortreffelijke werken  
 der  vrouw  vuurden  de  mannen  tot  navolging  aan,  en  de boeken over  
 de  geschiedenis  werden  nog  veel  talrijker,  toen  Su  lin  en anderen  de  
 pen  tot  dat  doel  opvatten.  Spoedig  verflaauwde  daarop  deze  lust  
 weder;  gedurende  omtrent  360  jaren  vinden  wij  buiten  Tschin  
 tscheu  naauwlijks  een’-  enkele,  die  den  naam  van  geschiedschrijver  
 verdient. 
 Wij  komen  nu  tot  de  tijden  van  de  dynastie  van  Tang.  (618—874 
 n  Chr.)  Toen  bloeide  de  letterkunde,  de  zucht  om  als schrijver op  te  
 treden  werd  algemeen,  zoodat  natuurlijk  ook  de  geschiedenis  veel be-  
 oefenaars  vond.  Tang  Tai  tsong,  de  tweede  keizer  uit  dit  huis,  was  
 de  wetenschappen  zoo  zeer  toegedaan,  dat  hij  een  aantal  geleerden  
 opdroeg  alle  bouwstoffen  voor  de  geschiedenis  der  kleine  dynastien,  
 die  kort  te  voren  den  troon  bekleed  hadden,  te  verzamelen.  Op  deze  
 wijze  verkreeg  men  later  zeer  uitgebreide  werken  over  de  dynastien  
 van  Tschin,  Liang,  Sui  en  andere.  Onder  de  geschiedschrijvers  vinden  
 wij  Fang kiao,  Gen  kia,  Kong  ing  ta  nevens  vele  anderen.  Hun  
 i werk  draagt den naam van Wu tai ssetschi  of Gedenkwaardigheden  der  
 I vijf geslachten. Aan de  Tartaren, die  eenen Staat onder den naam van Wei  
 fgesticht hadden,  wilde  men  echter  niet vergunnen,  dat  zij  eene  eigene  
 !  geschiedenis  zouden  bezitten,  ofschoon  die reeds geschreven was; want  
 men  beschouwde hen als  barbaren,  zulk  eene  eer  onwaardig,  en  alzoo  
 verscheen  deze  onder  eenen  anderen  naam  en  geheel  v&rminkt. 
 Nadat  eene  reeks  van  verscheidene  vorsten  uit  den  stam  van  Tang  
 op  den  troon  des  hemelschen  Rijks  gezeten  hadden,  volgde  weder  
 verwarring  en  regeringloosheid.  Dynastien  vielen,  terwijl  anderen  
 zieh  opwierpen,  totdat  zieh  alles  onder  Song  wederom  tot een geheel  
 vormde.  In  dezen  tijd  begon' men met het naschrijven  en verklären der  
 geschiedenis.  De jaarboeken  van  het  regerend  huis  van  Tang  en  der  
 kleine  rijken,  die  daarop  volgden,  werden  vrij  goed  opgesteld;  
 Fan tsu ju waagde het eene algemeene geschiedenis, van Orl schi Hoangti  
 af,  te schrijven,  waarover  verschillend  gesproken  en  geoordeeld werd;  
 Lieu  ju  was  eindelijk  in  Staat,  met  Fo  hi  beginnende,  iets  degelijks  
 te leveren. Toen begon men  uit de grootere werken den verkorlen inhoud  
 te  geven,  en  de  algemeene  geschiedenis  des  lands  verkreeg  den  naam  
 van Tong kienKang mu. — Het was Tschu hi,  die onvermoeide geleerde,  
 welke  deze  manier  invoerde,  die  algemeen werd goedgekeurd.  Sse ma  
 kuang  had  hiertoe  de  eerste  poging  aangewend.  De  grootste  bewon-  
 deraar  van die verkorte geschiedkundige voordragt was Kin li tsiang, die  
 ook  het  zijne  bijdroeg  om  nog  meer  uit  de  oude  klassieke  Schriften  
 en overleveringen aan het werk der algemeene geschiedenis toe te voegen.  
 De  Mongolen  deden  ook  met  hulp  der  Chinezen  het  hunne,  om  de  
 daden van  Song  in  het  licht  te  plaatsen;  grooter’  ijver  wijdde  even-  
 wel  Jong  lo,  uit  de  dynastie  van Ming  (1403—1426),  aan  het  zamen-  
 stellen van  de  geschiedenis  der  Tartaren.  Tegen  het einde dier dynastie  
 begon  men  eene  verbazende  verzameling  aller  jaarboeken,  onder  den