
 
        
         
		staatsmannen  te  gelijk,  om  den  monarch  zijn  misdadig  gedrag  onder  
 het oog  te brengen.  Hij verontschuldigde zieh wegens ongesteldheid,  en  
 bleef te huis.  Men drong er dus  terstond op aan,  dat Kuang tsong afstand  
 moest  doen,  opdat  zulk  een  siecht  voorbeeld.  het  volk  niet  verleiden  
 mögt.  Dit  was te veel  gevorderd.  Toen  kwamen  alle  ministers  te  gelijk  
 in  grooten  getale  en  legden  hunne posten neder;  want  zij  wilden  geen  
 monarch  dienen,  die  de  kinderlijke  liefde  zoo geheel verloochende.  Dit  
 had  het  gewenscht  gevolg.  De  keizerin  zag zieh  van  allen verlaten,  en  
 Ning tsong,  haar  geliefde  zoon,  besteeg  den  troon  (1194).  Haar gemaal  
 werd genoodzaakt om  afstand  te doen. 
 Op de  ontzettende inspanningen  en de aanprikkeling  aller hartstogten,  
 gedurende  de  invallen  der  Tartaren,  volgde  thans  weder  uitputting en  
 rust.  Het viel derhalve Ning tsong,  even als zijnen voorganger,  zeer ge-  
 makkelijk  om  het  land  te  regeren.  Hijzelf  was een jongeling,  die  een  
 medelijdend hart  in de borst droeg.  Bij  den brand,  die de hoofdstad tot  
 tweemaal toe  teisterde,  schonk hij het volk groote sommen  gelds,  om  de  
 schade te vergoeden.  Hij  was  zeer  naauwgezet  in  het opvolgen van  de  
 hofgebruiken  en  deed  ziju  uiterste  best  om  alle  klassen,  voornamelijk  
 de  onderling  twistende  geleerden,  te  bevredigen.  Tschu hi  was  wel  is  
 waar overleden;  doch een zijner grootste bewonderaars deed den  koenen  
 stap  om  zijn  meesler  in  een  uitmuntend  geschrift  te regtvaardigen,  en  
 zijne tegenstanders,  die allen  thans  hooge posten aan het hof bekleedden,  
 van  de  gruwelijkste misdaden  te  beschuldigen,  leder was verbaasd toen  
 hij  dit  geschrift  zag.  De ministers  wilden  den  steiler  aanvankelijk  ter  
 dood veroordeelen, waartoe Ning tsong intusschen zijne toestemming  niet  
 verleende.  Zoo  werd  de  eerlijke maar onbedachtzame sukkel gebannen.  
 Dit  was  de  laatsle  poging om  den wijsgeer  toenmaals reeds op den  ver-  
 schuldigden  trap van  eer  teplaatsen,  waarop,  gelijk  reeds gezegd is,  de  
 nakomelingschap hem  verheven heeft. 
 Men  had  nu  sedert  38  jaren  volkomen vrede gebad;  doch  thans onl-  
 slond  er  beweging  in China en men begon weder van een veldtogt tegen  
 de  gehate  Tartaren tespreken.  De officieren,  die  van de grenzen  terug-  
 keerden,  hingen  zulk  een  lafereel  op  van  de zwakheid der barbaren en  
 hun  gebrek  aan  krijgskunsl,  dat  men ze naar hun  gevoelen spoedig den  
 doodsteek geven kon.  Eerst was  ditslechts een praatje;  vervolgens werd  
 het  Iuider  en  luider  ten  hove  herhaald,  en  eindelijk  eischle  men  van  
 Ning tsong om  den  smaad  eener  lange  reeks  van  jaren  te  wreken.  De"  
 eerste  minister  was  de  hevigste  tegenstander  van  Tschu hi,  een  hoogmoedig  
 man,  die  het  land  naar  zijn  willekeur  regeerde  en  zieh  een  
 grooten  naam  wilde  maken  als  held  en bevrijder des  vaderlands.  Daar  
 nu  de  oorlogspartij  steeds  toenam,  plaatste  hij  zieh  aan  haar  hoofd en  
 berigtte  zijn’  heer  dat  de  Kin  een  belangrijk  leger  verzameld  hadden.  
 Men begon den oorlog met kleine schermutselingen,  die alle ten voordeele  
 der  Chinezen  uitvielen.  Een  hunner generaals was echter een  verrader;  
 hij  bedong  eene  belooning,  die  hij  ontvangen  zou,  als  hij  den  vijand  
 eenige vestingen overleverde. Zij werd hem toegezegd; maar hij verkreeg  
 ze nooit;  want reeds was Ning tsong voor de toekomst bezorgd,  en zond  
 een’ onderhandelaar.  Deze  werd  eerst  met  grooten  hoon door den Khan  
 Ma  du ku  ontvangen;  maar  toen  hij  onverschrokken  de  zaak  van  zijn  
 opperheer verdedigde,  verwierf hij de achling der nomaden.  Nog was de  
 Chinesche  minister  tot  oorlog  gezind,  en  daar  Ning  tsong  hem  het  
 geheele  bestuur  had  opgedragen,  baatte  *s keizers  stem  niets  tegen  de  
 plannen van  den magtige.  Toen  traden  de voormalige vijanden  van  den  
 staatsman  op.  Horiderden  van  de  getrouwste  vaderlanders  hadden  ver-  
 volging  geleden  om  hunne  wijsgeerige  gevoelens,  en men  vreesde,  dat  
 de rijksbestuurder,  die  een  onverzettelijk  man was,  weldra de oorlogs-  
 fakkel  allerwege  zou  ontsteken.  Daarom  meenden  de  censoren  regt  te  
 hebben  hem  in  Staat  van  beschuldiging  te  stellen.  De  keizer,  die  zeer  
 bevreesd voor hem was,  liet hem in  hechtenis  nemen;  vervolgens over-  
 reedde  hem  een  der  Grooten,  om  hem ’t hoofd af te slaan en het aan de  
 Tartaren  te  zenden  ter  verzoening.  Dit  werd  terstond gedaan ;  de gun-  
 steling,  zonder  verder  onderzoek  onthoofd,  diende  ook  nog  door  zijn  
 dood  het vaderland.  Te weten,  de Khan Ma du ku,  opgetogen van  blijd-  
 schap,  toen  hij  het  hoofd  van  den  onruststoker ten geschenke ontving,  
 beschouwde dit als het grootste en zekerste onderpand des vredes tusschen  
 de beide natien.  Zoo werd ook  Tschu  hi gewroken. 
 Het opperhoofd der Kin was gestorven. Hij liet twee zwangere vrouwen  
 na,  maar  geene  zonen.  Hij  had  zijn  neef  tot  opvolger  bestemd,  maar,  
 ingeval  hem een zoon mögt geboren worden,  moest  deze  tot  kroonprins  
 benoemd  worden.  De  geneesheeren,  die  met  de  zorg  voor  de  beide  
 zwangere vrouwen belast waren,  bewerkten eene ontijdige bevaliing,  en  
 dus  bleef het  rijk  een  tijd  lang  onder  de  regering  van dezen  vorst. —  
 Donkere onweerswolken pakten  thans aan den gezigteinder zamen,  maar  
 nog leefde het Tartaarsche hof in zorgeloosheid. 
 Wij  hebben  reeds  boven  gewag gemaakt van de Hunnen.  Een  weinig  
 beteekenende  verachte  volksstam,  zelfs  door  de  woeslijnbewoners  met