
 
        
         
		zeker,  dat  alle  sporen  verdwenen  zijn,  en  dat  zelfs  de  naam  van het  
 kruis  niet  meer  bekend  is. 
 Van  al  de  talrijke  vijanden  was  alleen  de  admiraal  Tsching  Isching  
 kong  overig.  Hij  wilde  den  dood  zijns  vaders wreken,  en  daar  bij  de  
 beide  zijner  landslieden  in  Fo  kien  in  de hoogste male  bezat, viel het  
 hem  zeer  gemakkelijk  zijne  vloot  te bemannen. Hij  ging daarmede naar  
 Hai  tschin,  tastte  de  Tartaren  wanhopig  aan,  veroverde  de  stad  en  
 wilde  nu  ook  Tschang  tscheu  innemen.  Maar  zijne  krijgslieden  ver-  
 spreidden  zieh  in  de  naburige  dorpen,  want  plünderen  was  hun dage-  
 lijksch  werk;  intusschen  kwamen  de  Man  tsehuren  opdagen,  zoodat  
 de  admiraal  ter  naauwernood  zijne  schepen  bereikte.  Hij  had  echter  
 zulke  beslissende  proeven  zijner  dapperheid  gegeven ,  dat  de  Man  
 tsehuren  de  Chinesche  zeeroovers  niet  langer  verachtten.  Zijne vrien-  
 den,  die  besloten  hadden  zieh  niet  aan  de  gehate  overwinnaars  le  
 onderwerpen,  en  liever als  weerspannelingen  bet  hoofd  te  verliezen,  
 dan  hun  hair  af  te  scheren ,  begaven  zieh  in  grooten  getale  naar  de  
 eilanden  van  den  Indischen  archipel,  waar  zij  onder  de  bescherming  
 der  Holländers  tamelijk  bevrijd  van  de  knevelarij  der Tartaren leefden. 
 Na  al  deze  ongevallen  was  de moed  van Tsching  tsching  kong,  of,  
 zoo  als  hij  meermalen  genoemd wordt,  Ko ksing,  nog niet uitgedoofd.  
 Hij  verzamelde  al zijne oflicieren,  die  zeer wel  inzagen  dat  men  wanhopig  
 zou  moeten  strijden,  verzekerde  hun,  dat  hij  van  zins was iets  
 groots  te  ondernemen,  maar  dat  zij  hem  op  leven  en  dood  moesten  
 volgen.  Daartoe  waren  allen  gaarne  bereid,  en  nu  zeilde  de  vloot den  
 Jang  tse  kiang  op,  nam  eerst  heU eiland  Tsong  ming  in  bezit,  en  
 liet  binnen  kort  het  anker  vallen  voor  de  muren  van  Nan  king.  De  
 oude  Tartaar  in  die  stad  was  op  zulk  een  bezoek  niet  voorbereid;  
 maar  daar  hij  de  Chinesche  Soldaten  zeer  gering  achtte,  want  hij  had  
 hen  vroeger  als  schapen  voor  zieh  heen  gedreven,  nam  hij  ook geene  
 maatregelen  van  belang  om  hun  aanval  te  keeren.  De  talrijke  Chi-  
 nezen  in  de  stad veroorzaakten hem daarentegen grootere  bezorgdheid ,  
 en  hij  wilde  alle jonge mannen,  die  de  wapenen  konden  dragen,  aan  
 zijne  achterdocht  opofferen,  in welk  bloeddorslig  voornemen  hem  de  
 stadhouder,  een  achtingwaardig  man,  verhinderde.  Daar  nu  Ko  ksing  
 lang  draalde  zonder  iets  beslissends  te  ondernemen  ,  want  hij  ver-  
 wachtte een’ algemeenen opstand in  de  stad  zelve,  sclireef  de  Tartaar-  
 sche  generaal  dit  aan  zijne  lafhartigheid  to e ,  en  zond  omstreeks  dui-  
 zend zijner  beste  troepen  de  stad  uit  om  de  Chinezen  le  beschimpen. 
 Verblijd  renden  deze  ruilers  de  poort  uit  en  terstond  op  het  hoofd-  
 kwartier  der  Chinezen  los.  Toen  zij  een  tamelijk  eind  op  weg  
 waren,  zagen  zij  het  stof  achter  zieh  oprijzen,  en  ziedaar,  de  Chinesche  
 kavalerie  had  hun  den  terugtogt  afgesneden.  Spoedig  keerden  
 zij  weder  om  en  hieuwen  wakker  op  de  vijanden  in,  hopende  dat  zij  
 als gewoonlijk  de  vlugt zouden nemen. Maar zij  dwaalden ;  de Chinezen  
 stonden  als  muren,  en  rigtten  zulk  eene  slagting  aan,  dat  slechts  
 zeer  weinigen  van  de  Man  tsehuren  zieh  binnen  de  poorlen  konden  
 redden.  Deze  overwinning  bezielde  de  Chinesche  partij  te  Nan  king;  
 want  men was  däär  de  heerschappij  der  barbaren moede,  en Ko ksing  
 kondigde  zijnen iwakkeren  krijgslieden  aan ,  dat  hij  na  zijn’  geboorte-  
 dag  eene  algemeene  bestorming  zou  beproeven.  Verheugd  schaarden  
 zieh  de  Soldaten  om  den  hooggeaehten  bevelhebber,  en  vierden  mel  
 jubelende  blijdschap  zijn’  verjaardag.  Weinigen  bleven  nuchter;  het  
 geheele  kamp  lag  in  dronkenschap  gedompeld ,  toen  de  Tartaarsche  
 kommandant  met  al  zijne  magt  zoo  stil  mogelijk  aansloop.  —  Op  een  
 gegeven  sein werd  de  aanval  van  alle  kanten  gedaan,  en  degenen die  
 van  overwinning  droomden  op  eene  vreesselijke  wijze  gewekt.  Den  
 volgenden  morgen  trokken de Tartaren  langzaam  naar Nan king  terug,  
 zieh  verblijdend  over  hunne  heldendaad.  Ko  ksing  zag  met  tränen  in  
 het  oog  naar  de  verslagenen,  maar  tevens  toen  hij  eene  monstering  
 zijner  ontmoedigde  Soldaten  hield,  geen  ander  redmiddel,  dan  zoo 
 spoedig  mogelijk  met  zijne  vloot  den  Jang  tse  uit  te loopen. —  Daar 
 de  Mantschuren  geene  booten  hadden,  konden  zij  hem  niet  volgen.  
 Nog  eens  plunderde  Ko  ksing  de  kust  van Fo  kien,  nam  twee duizend  
 Tartaren  gevangen,  sneed  hun  van  woede  neuzen  en  ooren  af,  en  
 zond  hen  toen  naar  hun  kamp  terug.  De  generaal  poogde  den  
 keizer  tot  vreesselijke  wraak  te  ontvlammen,  en  zond  de  verminkte  
 krijgslieden  naar  Pe  king.  Daar  werden  zij  door  een  krijgsraad  ver-  
 oordeeld.  «Uwe  lafhartigheid,»  zeide  men,  «was  de  oorzaak  uwer  
 onteering;  nooit moest  gij  den  vijand  levend  in  handen  gevallen  zijn;  
 daar  gij  niet  voor  het  vaderland  wildet  sterven,  spreken  wij  het 
 doodvonnis  over  u  uit;»  en  allen  werden  aanstonds  geworgd. 
 Juist  omstreeks  dezen  tijd  hoorde  Ko  ksing  dat  de  vorst  van  Kuei  
 dood  was.  Hij  had  dus  geen  opperheer  meer,  onder  wiens  vanen  hij  
 strijden  kon;  al  zijne  ondernemingen  op  het  vaste  land  van  China  
 waren  mislukt,  en  daarom  besloot hij  bezit  te  nemen  van  Formosa. 
 Eindelijk,  in  het  jaar  1651,  zagen  de  Man  tsehuren  zieh  in  het