
 
        
         
		de  liouding  van  Japan  aannemen r  hetgeen  hei  zekerlijk  zou  gedaan  
 hebben-,  indien  de  Engelschen  niet  tusschenbeide  gekomen  waren. 
 Wij  moeten  hier  alleen  aanmerken,  dat  Lin,  in  plaats  van  zieh  op  
 zijne  onwetendheid  te  beroemen,  en  als  zijns  gelijken  op  zijne  vol-  
 strekle  onbekendheid  inet  het  karakler  der  vreemdelingen  tepogchen,  
 er  zieh  aan  liet  gelegen  liggen  door  vertalingen  eene  volledige  kennis  
 van  het  buitenland  te  verkrijgen.  De  vrucht  van  zijn’  onvermoeiden  
 arbeid  beslaat  nog  in  een  werk  van  twintig  deelen,  dat het belagche-  
 lijke,  ernstige,  diepzinnige,  oppervlakkige en ongerijmde  van vreemde  
 landen  behelst  en  een  zeer  eigenaardig  boek  is.  De  lezing  van  deze  
 papieren  bragt  hem  op  de  gedachte,  om  een  gezantschap  aan  d e '  
 koningin  van  Engeland  te  zenden.  Daar  dit  intusschen weder met zeer  
 groote  zwarigheden  verbonden  was,  schreef  hij haar eerst  een  körten,  
 vervolgens  een  langen  brief,  om  het  verbod  van  de  opium  door  te  
 zetten.  Beider  inhoud  getuigt  van  den  onbegrensden  hoogmoed  des  
 mans,  die  koningen  aan  zijne  voeten  wensehte  te  zien  en  thans  op-  
 zeltelijk,  en  niet  zooals vroeger  in  zijne onwetendheid, met het westen  
 spottend  schertste. 
 Alle  maatregelen,  die  Lin  tot  hiertoe  genomen  had,  bestanden  in  
 het  sluiten van  de Bocca  Tigris  door  eene  keten,  en  in  de  oproeping  
 der  milicie  in  de  nabijheid  van  Macao ,  waarover  een  zeer  stark  en  
 dik burgeroflicier  als  bevelhebber  geplaatst was. Met uitzondering  zijner  
 bedreigingen,  om het geheele ras der vreemdelingen te verdelgen,  vieler  
 echter niets vijandelijks  voor. Kort  vöör  het  uitbarsten  van  den  oorlog  
 beersebte  er  doffe  stilte ,  bij velen onverschilligheid, bij Lin,  die thans  
 tot  gouverneur-generaal  van  Kuang  tong  en Kuang  si  benoemd  werd,  
 de bitterste  haat  jegens  vreemdelingen. 
 BEGIN  VAN  DEN  OORLOG. 
 EEBSTE  VELDTOGT. 
 In  het  begin  van  den  zomer  1840  naderde  eindelijk  de  dreigende  
 vloot,  nadat  de  admiraal  Elliot,  die  van  de  Kaap  de  Goede  Hoop  
 kwam,  en  zijn  neef  de  kapitein  tot  gevolmagtigden benoemd  waren.  
 Het  was  beider  ernstige  wensch,  zoo  mogelijk, bloedvergieten  te  ver-  
 hoeden;  daarom werden  er  verscheidene  kopien  van  brieven,  die  eene 
 opsomming behelsden der bezwaren  en  der  middelen om ze uit den weg  
 te ruimen, ter afgifte in de verschillende havensteden  gereed gemaakt. De  
 eerste  poging  geschiedde  te  A  moi,  waar  men  de  overheidspersonen  
 ernstig verzocht zoodanigen  brief  naar de hoofdstad  te  verzenden.  Maar  
 zij  werden  zoo  woedend  over  dergelijk  een  verzoek,  dat  zij  den  tolk  
 wilden  doodschielen;  nu  maakte  het  fregat,  ’t welk  dit  papier  over-  
 bragt,  zieh  aanslonds vaardig om  die  beleedigers  de  volle laag te geven  
 en  daarop  weg  te  zeilen. 
 Het  voornaamste  eskader  met  de  troepen  aan  boord  was  intusschen  
 naar  Tschu  san  gezeild.  Daar  bevonden  zieh weinig  oorlogsjonken.  en  
 de  overheden  waren  volstrekt  niet  voorbereid  om  den  vijaud  te  ont-  
 vangen.  Maar  zij wilden  het  eiland  niet  aan  de  Engelschen  overgeven;  
 daarom moesten er eerst menschenlevens opgeofferd worden, eerde laatst-  
 gemelden daarvan bezit konden nemen. De magislraat, die zijne groote ge-  
 hechtheid aan de regering wilde  toonen,  verdronk  zieh,  ten  einde  niet  
 in  de  handen  der  barbaren  te  vallen,  en  de  vice-admiraal  stierf  aan  
 zijne  wonden.  Ting  hai ,-het  voornaamste  eiland  van  de  groep,  is een  
 kleine  erbarmelijke  plaats ,  de  voorstad vol slijk, het land een  lagchende  
 tuin.  Men  vond  daar zeer veel  krijgsbehoeften,  veel  rijst in den  bolster,  
 en  eenige  siechte  vaartuigen ,  maar  de  inwoners  vlugtten,  zoodat  er  
 binnen  weinige  weken  geen  levensmiddelen  meer  ter  markt  kwamen  
 en  de  bezetting  werkelijk  honger  leed. 
 Weldra verscheen  ook  de  admiraal  Elliot,  die  echter  door  te  groote  
 overhaasting  met  zijn  linieschip  tegen  eene  rols  stiet  en  daardoor  ge-  
 noodzaakt  werd  het  op  te  leggen  en  de  manschappen  over  de  andere  
 schepen  te  verdeelen ,  terwijl er een werd  achtergelaten  om  de  schade  
 te  herstellen.  Elliot,  die  nog  altijd  hoople  längs  den  weg  der  onder-  
 handeling  zijn  doel  te  bereiken,  zond  een  afschrift  van  den  boven-  
 vermelden  brief  naar  Tschin  hai.  De  mandarijnen  aldaar  gedroegen  
 zieh  zeer  vreesachtig  en  besluiteloos;  zij  bragleu  niets  tot  stand,  
 hoewel  zij  uit  nooddwang  veel  beloofden. 
 Tot  hiertoe  hadden  zij  zieh  stil  gehouden  en  waren  nog  niet  beko-  
 men  van  hunne  verbazing;  de  eersle  vijandelijke  stap  was  de  ver-  
 raderlijke  gevangenneming  van  een  Chineschen  opkooper,  die  het  
 leger  van runderen voorzag.  De Engelsche gevolmagtigden standen borg  
 voor  zijne  bescherming;  maar  de  arme  man  werd  gedurende  al  de  
 onderhandelingen  vergeten  en  zijn  hoofd  eenige  maanden  daarna  aan  
 het  strand  te  Tschin  hai  op  eene  spies  gestoken, om  soortgelijken ver- 
 I I .   22