
 
        
         
		loen het leger dit vernam  en zieh  verloren waande,  als men een  nakome-  
 ling  van  Jin ti  op  den  troon  plaatste,  werd  Kuo  wei  onder algemeene  
 vreugdekreten  tot  opvolger  verklaard  (950).  Het  baatte  hem  niet zieh  
 daarteg'en  aan  te  kanten;  het  geheele  Rijk  beschouwde  hem  als  zijn  
 redder.  Aldus  werd de  nederige krijgsman  de grondvester van  de latere  
 dynastie  der  Tscheu  onder  den  naam  van  Tai  tsu,  en  zijne keus werd  
 door de keizerin-weduwe zelve goedgekeurd. 
 De dynastie der latere Han heeft  het kortst den  troon  bekleed,  en zieh  
 niettemin  door geluk van wapenen onderscheiden.  Van eenen uilgelaten  
 jongeling kon men zekerlijk geen dunrzarae uitkomsten verwachten;  aan  
 zichzelven overgelaten,  en door losbandigen opgeruid,  kon  hij niet anders  
 handelen;  maar onverklaarbaar is het,  dat hij een wrok koesterde jegens  
 een  onschuldig man,  die hem nooit beleedigd, en het rijk van den  onder-  
 gang  gered  had.  Nog  veel raadselachtiger is het,  dat hij op zijnen  dood  
 aandrong,  loen  de  generaal  hem  met  een  ontzettend  leger  te  gemoet  
 trok, en zieh nooit met onderhandelingen wilde inlaten,  om den magtigen  
 tegenstander eenigzins  tevreden  te stellen. 
 ZESDE  AFDEELINGL 
 LATERE  DYNASTIE  DER  TSCHEU. 
 (991—960  na  Christas.) 
 De keizerin-weduwe verklaarde zelve Tai tsu  tot regtmatigen  erfgenaam  
 des rijks,  en  al  de mandarijnen  huldigden hem in eene plegtige verga-  
 dering  als  hun  wettigen  opperheer.  De  monarch was zeer nederig;  hij  
 erkende,  dat  hij  uit  eene  zeer behoeftige familie gesproten  was en hoe-  
 genaamd geenaanspraak op het purper had. Om zieh zijnen rang waardig  
 te betoonen,  verbood  hij  lekkernijen  of andere  kostbare  zaken  aan het  
 paleis  te  brengen;  daardoor  zocht  hij  de onderdanen van  hunne  hooge  
 belastingen te bevrijden.  Sober en ijverig,  zag men hem zieh geheel met  
 het  welzijn  zijns  volks  bezig  houden.  Hij  dacht  zijnen onderdanen een  
 groot geluk toe,  toen het berigt  tot hem kwam,  dat de prins van Han, die  
 vroeger  tot  keizer  beslemd  was  geweest,  besloten  had  zijne  regten  te  
 doen  gelden.  Hij  bezat  een  getrouw  vriend,  die  hem  duidelijk  voor-  
 hield  hoe hij  te handelen  had;  ongelukkig  viel  hij  in  ongenade,  en  de  
 mededinger  naar de kroon  veroordeeldc hem  ter dood.  De raadsman  had 
 slechts eene bede,  dat hij met zijne bejaarde echtgenoote,  die lief en leed  
 met  hem  gedeeld  had,  te  gelijk  mögt  sterven.  Toen men  hem dit verlangen  
 had toegeslaan,  leide hij  bedaard  zijn hoofd op  het blok  ter neer.  
 Het gevolg van dit oqregtvaardig bedrijf kon niet achterblijven;  de vorst  
 zag  zieh  weldra  van  al  de  zijnen  verlaten  en moest zieh  overgeven aan  
 zijn  vijand.  Tai  tsu  behandelde  hem  eerst  zeer vriendelijk;  doch toen  
 zijne  onderhoorigen  hem  gehoorzaamheid weigerden te betoonen,  werd  
 hij  zoo  vergramd,  dal hij den ongelukkige  vermoordde — eene  schände,  
 die men den overigens voortreffelijken Tai tsu  nooit  vergeven kan. 
 De  zoon  van  den  vermoorde  verbond>zich  nu  met  de  Kilanen,  om  
 zijnen vader te wreken;  hij  trotseerde alle moeijelijkheden,  om zieh den  
 weg  tot  den  troon  te  banen.  Groot  en  magtig  was  het  leger,  dat  de  
 Chinesche grenzen overschreed.  Maar  zoodra de Tartaren zagen,  dat zij  
 te  ver  van  hun  vaderland  gevoerd  werden,  sloegen  zij  aan het muiten,  
 kozen  hun  eigen opperhoofd,  en keerden straks  terug naar die gedeelten  
 des lands,  die hun hetmeest behaagden. Dit maakte den  veldtogt gemak-  
 kelijker;  Tai  tsu plaatste zieh zelf aan  het hoofd des legers,  belegerde de  
 steden  en  behandelde  de  rebellen met groote inschikkelijkheid.  Slechts  
 weinigen  waren  er,  die  zieh  niet  gewillig  aan  zulk  een  goedhartigen  
 opperheer onderwierpen.  Alleen  een  kommandant  beschouwde  het  als  
 hoog  verraad  zieh  over  te  geven.  Toen  hij  de  vijanden  zag  binnendringen, 
   sprong hij  in het  water en verdronk. 
 De  lezer  zal  zieh  waarschijnlijk  verwonderen,  dat  men  reeds  in  het  
 jaar 953 in China de boekdrukkunst kende.  Hoe ver zij  toenmaals gevor-  
 derdwas, weten wijnietnaauwkeurig; maardekeizer,  dieook alswijsgeer  
 wilde  schitteren,  gaf  eene  pracht-uitgave der klassieke schrijvers in het  
 licht,  en  deze werd  op houten platen gesneden en gedrukt.  Die kostbare  
 onderneming  verwierf  hem  grooten  lof;*  men  erkende  daarin  zijne  
 ernstige pogingen voor het welzijn  des lands. 
 Niet lang daarna werd Tai tsu zeer ziek,  en meende dat zijn leven  nog  
 gerekt  zou  kunnen  worden,  als  men  een  altaar  oprigtte,  en  gebeden  
 deed  naar  de  voorschriften  van  Hong fu tse.  Want  hij  had,  hoezeer  
 zijne  Grooten  het  hem  ontraden  hadden,  het  graf  van  den Wijze  be-  
 zocht,  en  zieh  daar,  door  de knien  te  buigen  en met het hoofd op  den  
 grond  te stooten,  als  zijn grootste vereerder aan de wereld verloond.  Nu  
 betreurde hij het echter,  dat hij  niet in de oude hoofdslad woonde,  waar  
 men  de  plegtigheden  des  openbaren  gebeds  met de  meeste  pracht  kon  
 verriglen.  Zonder in Staat  te zijn  dien wensch  te bevredigen,  zag hij den