
 
        
         
		in  de  beide  hierboven  vermelde  bcginselen,  en  daaruit  Icidde men  ook  
 de  magt  der  alleenheerschers  af,  zonder  welke  de  wereld  niet  beslaan  
 kon.  Het  is  verwonderlijk,  dat  geen  der  wijsgeeren,  die  toch  het  
 natuurlijk  licht  in  ruimc  male  bezaten,  zieh  tot  de  kennis  van  
 een  Schepper  en  Heer des heelals  verheven  heeft,  schoon zij  dit denkbeeid  
 gemakkelijk  van  hunne  keizers hadden  kunnen  alleidcn;  zooals  
 hun  rijk  zonder  een  opperheer  niet  denkbaar  was,  evenzoo ook  het  
 wereldgebouw.  Met  de  verklaring  der  woorden  Alleenheerscher  en  
 Koning zijn  de schrijvers  spoedig gereed.  Zij zijn het  kort begrip van al  
 het  voortreffelijke  dat  de  hemel  en  de  aarde  in  zieh  bevatten,  die  
 geheel  onbeperkt alles  ordenen, leiden  en besluren,  eninhet naluurlijke  
 zoowel  als  in  het  staatkundige  leven  het  middelpunt  moeten  zijn.') 
 Indien  er  ooit  een  uitmuntend  vorst  geleefd  heeft,  die  zieh  jegens  
 zijn  geslacht  verdienstelijk  heeft  gemaakt,  dan  is  het  zonder  twijfel  
 Fo  hi.  Is  hij  een  werkelijk,  en  geen  verdicht  persoon',  dan  heeft  de  
 algemeene  geschiedenis  der  wereld  geen  grooter  monarch  aan  te  
 loonen.  Zijne  ontvangenis was van  eenen bijzonderen aard.  Op  zekeren  
 dag  was  zijne  moeder  alleen,  en  werd  plotseling  door  eenen  regen-  
 boog  omschenen.  Geheel  onverwacht  werd  zij  zwanger,  e n ’bleef  
 twaalf jaren  in  dien  toestand,  waarna  Fo hi  ter  wereld  kwam.  Zijne  
 zonderlinge gestalte  moet zijne tijdgenooten zeer hebben verbaasd;  want  
 hij  had  het  hoofd  van  een  mensch,  en  het  ligehaam  van  eene  slang,  
 of  was althans evenzoo rank als dit kruipend gedierte.  Zijn  verstand was  
 zoo  uitstekend,  dat  het  volk  hem  uit  eigen  beweging  tot  zijnen  vorst  
 verkoos,  en  dit  was  voorzeker  geene  werkelooze  bestemming.  Het  
 volk  was  toenmaals  aan  de  dieren  gelijk;  Fo  hi  leerde het de  visch-  
 vangst en  de jagt, opdat ieder zieh  zijn levensonderhoud zou kunnen verschaffen. 
   Tot  hiertoe  hadden  de  beide  geslachten  hunne  eigene  keus  
 naar  welgevallen  gedaan; maar  daar  dit  voor  de  goede orde schadelijk  
 was,  stelde  hij  personen  aan,  die  de  huwelijksaanzoeken  deden,  en  
 al  wat  daartoe  vereischt  werd,  waardoor  het  kwaad  ophield,  en  in  
 het  vervolg  een  ieder  het  genoegen  had,  in  den  blinde  te  kunnen  
 trouwen. Daar  het volk zieh spoedig vermeerderde  en  in het  tegenwoor-  
 dige Sehen si,  zijne oorspronkelijke woonplaats, geen ruimte meer vond, 
 ■)  Men  kan  over  dit  onderwerp  zeer  veel  in  het  eerste  deel  van  de I  sse  
 lezen,  vvaar  de  gevoelens der  verschillende  Schrijvers  over deze  zaken  opge-  
 geven  zijn. 
 ■breidde  het  zieh  in  de  heerlijke  vlakten  van  Honan  en  naar  Schan 
 ■  tong  uit.  Ondertusschen  onderzocht  Fo  hi  den  grond  om  te  kun-  
 |   nen  beslissen  welke  de  beste  gewassen  tot  planting  waren.  Om  de  I geschikte  jaargetijden  te  bepalen,  zag  hij  naar  de  sterren,  ontdekte 
 ■  de  vijf  planeten  en  legde  den  grondslag  tot  de  sterrekunde.  Hij  
 K nam  als  banier  des  Rijks  den  draak  aan,  die  het  door  alle  tijden  
 B heen  gebleven  is.  Naderhand  vond  hij  een  soort  van  schrijfteeken 
 uit  en  om  zijne  onderzoekingen  te  bekroonen  vestigde  hij  het  
 ■verwonderlijk  slelsel  van  de  Pa  kua’s,  om  den  wil  der  Goden  te  ont-  
 ■dekken,  en  de  wenteling  des  heelals  met  al  de  gebeurtenissen  te 
 ■  doorgronden.  Dit  bestaat  uit  zekere  lijnen  en  teekenen,  waarvan  
 ■ d e   zamenstelling  onbedriegelijke  uilkomsten  geeft.  Vermits  evenwel 
 ■  niemand  het  tot  nog  toe  begrepen  heeft,  evenzoo  min  als  andere  
 I  bovennatuurkundige  hersenschimmen,  zullen  wij  de  verklaring  ook  
 I  niet  beproeven.  Nadat  hij  nog  de  schaduw  der  zonnewijzers  bepaald  
 I  en  overvloedige  offers  aan  de  demonen  en  de  Goden  gebragt  had,  
 K  legde  hij  zieh  op  de  muzijk  toe  en  vervaardigde  de  verwonder-  
 |   lijkste  instrumenten.  Wat  hij  nog  zou  gedaan  hebben,  indien  hij  
 I  langer  dan  110  jaren  geregeerd  had,  weten  wij  niet,  misschien wa-  
 K  ren  zelfs  stoombooten  en  spoorwegen  in,  zijne  plannen  opgenomen; 
 I  maar  hij  stierf  te  vroeg.  Men  geeft hem  den bijnaam  van  den  Groote  
 I   en  Schitterende.  (Tai  hao.) 
 Fo  hi  schijnt  niet  alleen  de  uilvinder  van  het  Chinesche schrift  ge-  
 I  weest  te  zijn, maar  zieh  ook  zelfs  als  schrijver  bekend  gemaakt  te 
 ■  hebben.  Welk  een  bewonderingwaardig  man! 
 Na  hem  was  er,  gelijk  sommigen  gelooven,  een  tusschcnrijk  loen  
 I  vijftien  vorsten  achter elkander den baas speelden,  waaronder  Nu kua, 
 I  een  alleenheerscher  van  een  bijzondere  soort,  zoo  niet  eene  vrouw,  
 1  gelijk  men  mede  voorgegeven  heeft,  de  merkwaardigste  is.  Doch  dit  
 |   is alles onzekere overlevering. 
 Wij  komen  thans  tot  eenen  held,  die nog  in  het  aandenken  der Chi-  
 I  nezen leeft,  en van wien men  dikwijls  gewag maakt.  Het is Schin  nong.  
 f  Hij  stamde  af  van  eenen  draak,  en  zijn ligehaamsbouw was gelijk  aan  
 f  dien  van  een  stier.  Naauwelijks  was  hij  drie  uren op de wereld of hij  
 S  kon  spreken,  na  vijf  dagen  loopen,  zeven  maanden  waren  verslre-  
 ken  en  hij  had  reeds  tanden,  ja  op  den  leeflijd  van  drie  jaren  
 verstond  hij  den  landbouw,  dien  hij  in  zijne  kinderspelen trachtte  te  
 vertoonen.  Bij  zulk  eene  vroege  ontwikkeling,  bemerkte  hij  spoedig, 
 .