
 
        
         
		sberf reeds den volgendendag.  Er werd nu, in den  naatn van een  zuige-  
 Img,  een  regentschap  gevestigd  onder  Jang kien’s zuster,  en de prinsen  
 van  den  bloede  uit de provincien  naar het hof ontboden,  opdal zij geene  
 onrust  in  het land moglen stoken.  Toen  zij  daar allen verzameld waren,  
 gaven  zij  een grooten maallijd, waarop zij ook Jangkien noodigden.  Men  
 dronk  zeer  veel;  de bediende  des  ministers  zag  een  dolk onder de tafel  
 blinken  en  gaf  zijnen heer aanstonds berigt daarvan.  Deze stond van de  
 tafel  op  en snelde naar de deur, waar twee der prinsen  hem staande hidden, 
   om  hem  te vermoorden.  Zijn bediende plaatste zieh moedig tegen-  
 over  hen  en  vocht  zoo  behendig,  dat  de  rijksbestuurder  ontsnappen  
 kon.  Zeer  spoedig  werd  den  prinsen  een proces aangedaan,  en zij werden  
 onthoofd.  Dezelfde  doodstraffen  werden  naderhand  ook  over  de  
 onschuldige  leden  van  het  huis  van  Tscheu  uitgesproken.  Nu  zette  
 zieh  Jang  kien  als  vorst  van  Sui  zelf  de  kroon  op  het  hoofd.  Het  
 was zijne  eerste  zorg,  met groote  naauwkeurigheid  een  nieuw wetboek  
 te vervaardigen,  de wonden,  die een  langdurige oorlog aan  het  land ge-  
 slagen  had,  te  genezen,  en  aan  het  geheele  bestuur  wederom  nieuwe  
 kracht tegeven.  Zijn geest was zeer  geschikt tot zulke  ondernemingen; •  
 want  hoewel  hij  geen  geleerde  was,  bezat  hij  niettemin  een  grooten  
 natuurlijken  aanleg,  en  was  geboren  om  te  regeren.  Hoewel  hij  van  
 nature lot oploopendheid geneigd was,  overwon  hij  zichzelven meester-  
 lijk.  Toen hij eens eenofficier ter dood veroordeeld had,smeekte hem zijn  
 voortreffelijkste  minister en vertrouwde  vriend om hem  vrij  te  spreken,  
 vermits hij onschuldig was.  De vorst ten  hoogste verbaasd  over  zulk  een  
 verzoek, liet den veroordeelde voor zieh komen,  trok zijn  degen en wilde  
 hem  oogenblikkelijk  neerstoten.  Maar  de  minister  verzette  zieh;  trad  
 tusschen beide, vatte den monarch bij zijn kleed en hield hem vast.  Deze,  
 verbaasd  over  die stoutheid, keerde  tot zichzelven in, bluschte den gloed  
 zijner  wraak,  zeide  den  vermetelen  dank,  schonk  den veroordeelden  
 vergiffenis  en maakte de daad met grooten ophef ten hove bekend. 
 Intusschen  was Siuen ti  voortgegaan  hedaard te regeren,  de inwoners  
 in het hezit van  hun eigendom te laten, en,  in plaats van  overeenkomstig  
 zijne  vroegere  plannen  een  leven te  leiden dat  rijk was  aan  daden,  had  
 hij  zieh  aan de  zucht  tot gemak overgegeven  en  zieh  ten eenemaal ont-  
 trokken  aan  het  gewoel  der  wereld.  Toen  zijn  einde naderde stond de  
 erfgenaam  des  troons met  zijn  broeder  troosteloos aan  het  sterfbed  van  
 zijn  vader,  en  nadat  deze  den  adem  had  uilgeblazen  (582),  wierp  hij  
 zieh,  door  de  hevigste  droefenis  geschokt, snikkend op het lijk  van den 
 geliefden.  Zijn afschuwelijke broeder  maakte van dit oogenblik gebruik,  
 om  hem met  een  mes  eene wond toe  te brengen,  en  toen  dekeizerin  ter  
 hulp  snelde,  gaf  hij  haar insgelijks een  steck;  Daarop  liep hij het paleis  
 uit,  in  de  hoop  dat  een aantal  liederlijk  gespuis  hem  zou volgen, maar  
 toen  hij  zieh  van  ieder  verlaten  vond en de wacht aankwam om hem  te  
 vatten,  verdedigde  hij  zieh  woedend,  totdat  een  der  Soldaten  hem  
 neersliet.  Welk  een  monster  zou er  over China  geregeerd hebben, in-  
 dien hij  keizer  geworden was! 
 De  hertog  van  Sui zag zieh  thans in  een zeer bloedigen oorlog met de  
 Türken  en  andere  Tartaarsche  stammen gewikkeld.  Doch hij  handelde  
 met  voorzigtigheid  en  gematigdheid,  en  nadat hij inzag dat het volstrekt  
 vruchteloos was met de zonen der woestijn te slrijden,  nam  hij met des te  
 meer tevredenheidhunneschijnbare,door middel van geschenken gekochte  
 onderwerping aan.  Hij  deel veel, om perk te stellen aan de overstroomin-  
 gen der  gele rivier, liet veel vestingen aanleggen, om de Nomaden tegen-  
 stand  te  bieden, verzamelde boeken om de wetenschappen voor verval te  
 bewaren en verplaatste eindelijk zijne hoofdstad naar elders. 
 Zoodra  de  jonge  keizer  van  China,  Heu tschu,  op  den troon gezeten  
 was, werd  hij  door  de  zucht tot genoegen bevangen.  In plaats van zieh  
 met de  moeijelijke taak  der regering bezig te houden en dagelijks aan  de  
 schrijftafel  te  zitten,  nam  hij  het  geld  dat zijn vader bespaard had, en  
 bouwde  drie  prächtige  torens  met  schoone  lusthoven.  ln  den  eenen  
 woonde hijzelf,  in den tweeden  zijne vrouwen,  en in den derden  de grooten  
 en speelmakkers.  Ieder dag was daar een feest, men gaf zieh over aan  
 genot  en  vermaak,  zocht  de  zaligheid  des  hemels  hier  op  aarde,  en  
 vergat  zijne  pligten  en  verpligtingen  geheel.  Slechts  een  degelijk  
 staatsman  waagde  het  zijne  bedenkingen  daartegen  te  uiten,  de  
 jonge  regent  hoorde  ze  wel  aan,  maar  verbood  hem,  weder  iels  
 dergelijks  op  het  papier  te  brengen.  Daar  hij  zijne  beginselen  niet  
 wilde  verloochenen,  werd  hij  wegens  zijne  vrijmoedigheid  ter  dood  
 veroordeeld. 
 De prins van Sui vernam  dezen treurigen toestand, maar hij wilde zieh  
 de zwakheid der regering niet ten nutte maken, omdat het boek der pleg-  
 tigheden  verbood,  een  prins  aan te vallen, die in den rouw was.  Onge-  
 lukkig  liep  een  afstammeling der familie van Liang,  die in  het land van  
 Sui  eenige  heerschappij  voerde,  uit  vrees voor den dood, tot Heu tschu  
 over; vermits hij daarbescherming  vond,  besloot Jang kien om China ter-  
 stond  met een krachtig leger aan te tasten.  De keizer bekreunde zieh  zeer