
 
        
         
		naar,  de  oude  Schu,  zeer behendig met een  deel  van  de  geldmiddelen  
 naar  het  naburig  eiland  Tai  schu  vlugtte,  en  de  handen  der  vijanden  
 ontsnaple.  Het  volk,  in  plaats  van  te  vreezen  kwam  bij  menigte  naar  
 de  stad  terug,  en  binnen  zeer  weinige  dagen  werd  er  eene  groote  
 markt  geopend  en  niemand  bekreunde'  zieh  meer  aan  den  ooriog,  
 zoodat  al  de  vroegere  gruwelen  ophielden.  De  grootste  eer  werd  op  
 die  wijze  aan  hat  karakter  der  Engelschen  betoond. 
 Tien  dagen  na  deze  gelukkige  onderneming was  de  vlool  bij  Tschin  
 hai  genaderd ,  om  bet  dikwijls  uitgedrukt  verlangen  van  Jü  kien:  den  
 vijand  in  het  open  veld  te  ontmoeten,  eindelijk  te  vervullen.  Hij  had  
 bevel  gegeveri  om  niet  te  vuren,  voordat  de  vijand  zeer  nabij  was;  
 zijn  leger  hield  zieh  dus  Stil  hij  het  naderen  der  vloot.  De  oorlog-  
 zuchtige  generaal  Jü  pu  jun,  die  steeds  afkeerig  was  van  den  vrede,  
 omdat  hij  waande  de  Engelschen  even  als  de  Türken  te  overwinnen,  
 had  het  opperbevel  over  het  leger.  Het  was juist  allerschoonst weder,  
 toen  het  bombardemenl  van  Tschin  hai  een  aanvang  nam  (10  
 Augustus  1841). Zelfs  geen  koeltje  woeier,  alles  was  stil,  de  mensch  
 alleen  bevond  zieh  in  een  vreesselijken  strijd  met  zijne  naasten.  De  
 twee  linieschepen  dienden  als  batterijen  te  land,  want  er  was  volsla-  
 gen. windstille  en  de  bommen  door  het  schip  Wellesley  geworpen  
 rigtten  eene  ontzettende  vernieling  aan.  Blijven was  onmogelijk,  want  
 alles  sprong  door  dit  vreesselijk  werpgeschut  uiteen  en  de  dapperste  
 soldaten  zouden niets hebben  uitgerigt  tegenover zulke  wapenen.  Nadat  
 er  verschillende  kruidmagazijneu  in  de  lucbt  gevlogen waren ,  landden  
 tegen  den  avond  de  matrozen  en  zeesoldalen,  en  namen  bezil  van  
 Tschin  hai,  waar  de  in  brand  gestoken  tenten  van  het  talrijk  leger  
 een  vreesselijk  schouwspel  opleverden.  De  onoverwinnelijke  held  Jü  
 kien  was  een  van  de  eersten,  die vlugtte.  Hij  wilde  zieh  uit  wanhoop  
 verdrinken, maar  een  medelijdend  visscher  redde  hem  uit  het  water;  
 daarop  ging  hij  eenige  mijlen  verder  en  zwolg  den  volgenden  dag  te  
 Jü  jao  of  goudblik  of  opium  naar  binnen,  wat  men  niet  kon  beslis-  
 sen,  en  slierf  aan  de  gevolgen.  Op  denzelfden  dag  was  het leger,  dat  
 aan  de  andere  zijde  der  rivier  slond,  door  de  Engelsche  soldaten  op  
 eene  meesterlijke  wijze  aangetast  en  volkomen  overwonnen.  De  over-  
 geblevenen  namen de  vlugt  in  de  rivier,  en  vele  soldaten  verdronken  
 liever dan datzij zieh zouden overgegevea hebben. — Zoo eindigde de snoe-  
 verij van een dwingeland , die de  geheele beschaafde wereld, waarvan  hij  
 niet  het  geringste  denkbeeid  had,  vernielen  wilde.  Jü  pu  jun,  een 
 oud  man ,  die  lam  was,  bood den  Engelscheu  gevolmagtigde  aan  een  
 verdrag  te  sluiien,  waartoe  hij  noch  het  regt  noch  de  bevoegdheid  
 had.  Naderhand  vlugtte  hij  ver  weg  en  hield  zieh  een  tijd  lang  s til,  
 terwijl  het  geheele  Chinesche  leger  vernield  was. 
 De  togt  van  het  leger  ging  thans  naar  Ning  po,  dat  zonder  één  
 enkelen  slag van  het  zwaard werd genomen ; want zoowel  de  odicieren  
 als  burgerlijke ambtenaren  waren  reeds  weggeloopen.  Hier  leefden  de  
 Engelschen  zeven  maanden  lang met de Chinezen  in  de  beste verstand-  
 houding,  heerlijk  en  in  vreugde  alsof  zij  zieh  in  hun  eigen  land  
 bevonden. 
 Toen de  keizer van de vlugt der troepen  en den  schrik in het gansche  
 leger  gehoord  en  bovendien  de  verovering  van  Tschu san ,  Tschin  hai  
 en  Ning po vernomen  had,  werd  hij  woedend  en  zwoer  ,  dat  hij  nooit  
 met  de  oproerige  barbaarsche  roovers  vrede  wilde  maken.  Te  gelijk  
 zond  hij  bevelen  aan  de  ofticieren  der  provincie  Tsche  kiang  om  zieh  
 stil  te  houden ,  totdat  hij  een  groot  leger  zou  gezonden  hebben om  de  
 Engelschen  te  overweldigen.  Zoo  verslreken  dan  eenige  maanden  zonder  
 ooriog,  totdat in  den  winter  van  1841  langzaam  een  leger bijeen-  
 kwam,  dat  de  Engelschen  verdelgen  moest.  Een  der  naaste  bloedver-  
 wanten  des  keizers,  die  loen  minister  was  en  met  zijn  opperheer  op  
 den  vertrouwelijksten  voet  leelde,  werd  tot bevelhebber benoemd ;'zijn  
 naam  was  Ji  king.  Maar  nog  eer  hij  het  oorlogstooneel  bereikte,  gaf  
 hij  zieh  te  Su  tschéu  fu  aan  onlucht  over,  en  verkwisle dagelijks met  
 liglekooijen  duizenden  oncen  zilver,  die  voor  den  veldtogt  besteed  
 moesten  worden.  Te  gelijker  tijd  gelaslte  Tao  kuang,  dat  Ki  sehen,  
 wiens  voorspellingen  lamelijk  wél  vervuld  waren,  zieh  naar  Hang  
 tschéu  moest  begeven,  om  als  boodschapper  zonder  eenige  volmagt of  
 anderen  titel  hoegenaamd,  op  te  treden ,  vermits  de  keizer  dacht  dat  
 er  nog  een  man  als  Elliot  aan  het  hoofd  stond,  met  wien  men  langdurig  
 kon  onderhandelen  zonder  eenig  gevolg;  Ri  sehen begaf zieh dus  
 tegen  het  laatst  van  het  jaar  1841  op  weg;  maar  toen  hij  in de voor-  
 stad  van  Hang  tschéu  was  aangekomen,  weigerde  hem  de  stadhouder  
 als  een  landverrader  bepaald  den  toegang;  hij  kon  dus  zijnen last niet  
 ten  uilvoer  brengen,  en  moest  onverrigter  zake  verlrekken. 
 Ji  king  sloeg  eindelijk  zijn  kamp  op  nabij  een  dorp,  dat  onder  den  
 naam  van  Tsao  gno  zoo  beroemd  is  geworden.  Daar  verzamelden zieh  
 lan^zamerhand  de  contingenten  der  verschillende  provincies  en  der  
 milicie  van  de  omslreek;  maar  nog  allijd  draalde  de  veldheer  om een