
wikkeljng is voortgekomen, waarvan wij nog na eenige duizende jaren de
gevolgen ondervinden: zoo meenen wij een nog veel grooteren invloed le
mögen verwachten van de elementen, die daar ginds tegenover elkander,
met elkaär in aanraking zijn gebragt. Onder de verschiliende menschen-
rassen hebben twee, het Kaukasische en Mongoolsche, al de overigen verre
voorbij gestreefd, en die zieh nu bij beiden in de geschiedenis hebben
ontwikkeld als de vertegenwoordigers en hoofden van ieder dier rassen,
waarin hunne eigendommelijkheid zieh het sterkst heeft uilgedrukt: de
Anglo-Saxische en de Chinesche menschenstammen beginnen thans in eene
zoo naauwe betrekking te komen, dat wij daarvan de gevolgen op den loop
der wereldgebeurtenissen niet voorzien noch berekenen kunnen. Dit
schijnt ons echter duidelijk, dat de oplreding van een der oudste,
talrijkste, meest beschaafde, merkwaardigste natien in het algemeen ver-
keer en de gemeenschap der volken een’ hoogst gewigtigen invloed zal uit-
oefenen op de gedaante der wereld. Zal die tot zegen, of tot verderf zijn?
wie kan de wegen en be'doelingen van den Albestuurder doorgronden?
wij zien slechls wat voor. oogen is en kunnen alieen gissen en raden.
Maar op eene zaak meenen wij toch te moeten wijzen: ook ons werelddeel
is die overstroomingen door horden uit Midden-Azie niet vergeten, die
zieh als de geeseis Gods beschouwende, geheele landen verwoestten en
Volkeren verdelgden, die de wereld in den nacht der barbaarsclvheid
dreigden le doen verzinken. In den laalsten tijd mogten deChinezen zwak,
vreesachlig schijnen,. het Engelsch kanon gemakkelijk hunne vloten ver-
nield, eenige steden verwoest hebben : het is toch bovenal omdat zij in de
kennis en het gebruik der stoffelijke oorlogsmiddelen achterslaan. Waar-
voor echter China bovenal geschikt en rijp is -rr- en daarin ligt naar ons
inzien het groote gevaar voor de toekomstder menschheid t a het is het tot
overname van al die vorderingen in menschelijke kennis en wetenschap, in
nijverheid en werktuigkunde, die de glorie van onzen tijd uitmaken. In
Europa, in Amerika zelfs mögen de nadeelen dier materialistische rigting,
de gevaren van misbruik dier verworvene heerschappij over de naluur
eenigzins door eene hoogere geestelijke beschaving, door de magt en
den invloed van de verhevenste, reinste godsdienst getemperd worden:
wat zou het gevolg zijn, zoo de vorderingen en vruchten onzer stoffelijke
■beschaving doordrongen en wortel vatlen bij een zoo talrijk en magtig,
¡door de natuur rijk bedeeld, maar aardschgezind, verbasterd, zedeloos,
fzonder God en godsdienst levend volk? zou daar niet de geest des
Ikwaads zieh met alle magt der aarde gewapend openbaren? In dat,
niet gedroomde, maar zoo wij meenen, zeer mogelijke verschiet, ligt
[een grond te meer, die de voortplanting van het goddelijk Evangelielicht,
Ide mededeeling van den hoogsten schat der verlossing door Christus aan
IChina’s milloenen tot de dringende roeping, den heiligen pligt van geheel
[de Christelijke wereld maakt. De Kerk des Heeren heeft immers den fast
frusteloos verder de banier des kruises te planten, tegen den geest
des kwaads op aarde de Godskracht van genade, vrede en zaligheid
te doen zegevieren : waar zij ook ergens vertraagt, onwillig is of slaapt,
daar bedreigt haar het oordeel, dat het eigen licht van den kandelaar
gestooten zal worden. Maar dat groote werk van China’s bekeering kan
niet op langzamen, schroomvalligen weg worden gedreven. Alleen door
scholen op te rigten, door hier en däar aan de zoomen des rijks een
paar Individuen na langdurige voorbereiding tot de belijdenis van Christus
te brengen, zou die arbeid vele eeuwen vereischen, zoo de volgende
lijden het zwakke zaad niet spoedig verstikten. Neen! hier is geen andere
w e g d a n die van Paulus, van Bonifacius, van Luther, van allen, die
geheele natien hebben hervormd: de bekeering der massa’s, hier is geen
i ander middel dan de prediking van het eeuwig Evangelie en de kracht
van dien Almagtigen Geest, die het woord levend maakt in de har-
| ten: zal China worden toegebragt, dan moeten scharen van Evange-
listen dat onmetelijk rijk doortrekken, dan moet aan al zijne einden het
i woord des levens weerklinken, Dat was de groote gedachte, de vurige
i wensch, de rustelooze bede van Gützlaff, zoo vaak als dwaasheid en dwee-
[ perij uitgekreten. Hij had doorzien wat China is en worden kan, wat het
|. naar den wil Gods, naar den pligt der Christenen worden moet.
Daarvoor verliet hij onder zoovele opofferingen, moeiten en gevaren zijn
geliefd China om de kerken van het westen op te roepen tot het reuzen-
werk, tot de heilige taak des geloofs en der liefde, tot den strijd
tegen het groote bolwerk des heidendoms. Daarvoor ontzag hij arbeid
noch moeite, trok hij overal rusteloos rond , liet hij overal de eenvou