
 
        
         
		monster ten gevolge van  een voorgewend bevel  zijns vaders zieh als keizer  
 uitroepen,  en  koesterde  de  hoop  op  eene  langdurige en  gelukkige regering. 
   Toen  verbreidde men met opzet onder de Soldaten  een  algemeenen  
 sehrik,  dat  de  nieuwe  keizer  van  zins  was,  hen allen door andere regi-  
 menten neer  te laten sabelen.  Zij begaven zieh  daarom allen als een eenig  
 man naar de vestingen, om deplannen van den wreedaard voor te komen.  
 Hij had echter nog tijds genoeg,  om zieh in een loren op te sluiten. Ängstig  
 zag  hij  nu  rond,  of er geene uilkomst was en  hem geene  hulp geworden  
 kon;  maar  niemand  wilde  den  vadermoorder  bijstaan.  Toen  greep  de  
 slaaf, die Tai  tsü doorstoken  had,  dezelfde spies, en  dreef die-den  godde-  
 looze  door  de  borst;  vervolgens  doodde  hij  diens gemalin  en  eindelijk  
 zichzelven.  —  Aldus slierf dit afschuwelijk gebroed. 
 ■Met  den  snoevenden  tegenkeizer  ging  het  insgelijks  niet  beter.  Om  
 heldendaden te verrigten, had hij  het met den prins van Tsin opgenomen;  
 de  strijd  was  hevig,  hoewel  de  rampzal-ige  sukkel  in  ’t  keizersgewaad  
 gehuld  altijd  aan  het slechtste eind  bleef.  Eindelijk zag hij zieh in eene  
 vesling  opgeslolen;  loen  werd  hij  evenzoo  kruipend,  als  hij  te  voren  
 trotsch .geweest  was;  maar  de belegeraar wilde  hem  geene  genade  be-  
 wijzen.  Toen  hij  gevangen  genomen  was,  offerde  deze  hem  benevens  
 zijne  aanhangers  aan  zijne voorvaderen,  een  gebruik, dat thans nog be-  
 staat, en eindigde np die wijze de  tweespalt. 
 Liang tschu tien,  de  nieuwe  heer (ook Moti  geheeten),  wenschte zieh 
 thans in het bezit zijner magt te  handhaven;  daarom  gebood  hij het gezag 
 van den opperbevelhebber in  te körten, want deze heerschte met zijn groot 
 leger  schier  onbeperkt.  Doch  toen  de bezettingen in de steden,  waar de 
 Soldaten geboren waren en hunnefamilien hadden, zulkshoorden,  zwoeren 
 zij nimmer  hunne geboorteplaals te zullen verlaten. .Zij wilden niet langer 
 onder  den  opperbevelhebber  dienen,  als  hij  er op bleef aandringen,  dat 
 zij  hunne kwartieren  moesten  opgeven.  Het  zou  misschien  tot bloedige 
 uitbarstingen  gekomen  zijn,  indien  niet  een  wijze Vorst met een  uitgezochl  
 leger  de  opstandelingen sehrik had aangejaagd,#   door acht belhamels 
 ter dood  te brengen.  Hij sprak vervolgens zeer vriendelijk tot de menigte,  
 schonk  hun  vergiffenis van  hunne misdrijven,  ontnam  hun eerst  de wa-  
 penen,  maar  gaf  ze  hun  spoedig  als  bewijs  van  vertrouwen  terug,  en“  
 werd aldus meester van de trouweloozen. 
 Dit was dan ook waarlijk  hoog lijd, want de vorsl van Tsin wilde zijne  
 plannen op den  troon volslrekt niet opgeven,  en vertoonde zieh met eene  
 onlzetlende magt op  de grenzen van China.  De  generaal  des keizers,  een 
 voorzigtig  man,  week  voor  de overmagt;  maar de monarch,  ungeduldig  
 van  aard,  was  geen  vriend  van  dralen, waardoor misschien het geheele  
 leger  van Tsin  vernietigd had kunnen worden ; hij beval zijn generaal een  
 slag  le  leveren.  Deze  trachtte  te  vergeefs  in een  krijgsraad de officieren  
 te overreden om de vijandelijkheden op  te schorten ; hij werd met geweld  
 gedrongen om den  slag te ondernemen.  Het gevolg was niet anders,  dan  
 hij  voorzien  had;  het  geheele  Chinesche  leger  vlugtte.  Maar  nog wan-  
 hoopfe  hij  niet,  en  redde  het  van  den  ondergang  door  builengewone  
 manoeuvres.  Hij  moest  echter  het geheele noordelijke gedeelte  des lands  
 aan  de  overzijde  der  gele  rivier  aan  de  vijanden  overlaten,  en  oogslte  
 daarom weinig roem van zijne krijgskunst. 
 In  dezen  tijd  verhief  zieh  çen  andere  Tartaarsche  stam in het oosten,  
 waarvan  wij  reeds  vroeger  melding  maakten, te weten,  de Kitanen.  Na  
 zieh van het grootsle deel van  Liao  tong meester gemaakt  en  zieh  in  het  
 tegenwoordige Man tschuria gevestigd  te hebben, wilden zij  ook met den  
 naburigen  vorst  van  Tsin  hunne  strijdkrachten  beproeven.  Deze  was  
 echter  een  te  dapper  held,  om  zieh  door die woeSte stammen sehrik  te  
 laten  aanjagen,  en  dreef hen met ontzettend verlies  naar  hun vaderland  
 terug. De verwachtingen en uitzigten om- China  te  bezitten werden  daar-  
 door een  tijd lang verijdeld. 
 De  keizer  wenschte  thans met groote plegtigheid een offer te, brengen  
 aan  den  hemel,  ten  einde  aan  de  wereld te toonen,  dat hij  onbeperkt  
 gebieder op aarde was; maar de prins van Tsin,  een jongeling vol moed,  
 liet  hem-  volstrekt  geen rust,  en  de overwinning  bleef meestal aan  zijne  
 zijde.  Den  Liang’schen vorst steeds meer in  het  naauw  brengend,  ver-  
 maanden  hem  zijne geleiders, om den  keizerstitel aan  te  nemen. De prins  
 van  Tsin  deed  dit  (923),  hoezeer  een  Tartaar  van  geboorte;  maar  hij  
 wilde aan zijn huis volslrekt geen anderen naam  toekennen,  en  noemde  
 zijne dynastie daarom Héu lang,  of:  latere  Tang. 
 DERDE  AFDEELING. 
 LATERE  DYNASTIE  DER  TANG. 
 (924—936  na  Christus.) 
 De  nieuwe  heer,  dien  wij  thans Tschoang tsong  moeten  noemen,  ver-  
 genoegde zieh niet met den  naam eens keizers alleen, daarom beoorloogde