
groolsle inspanningen waren ijdel, en hij oogstte niels dan schände op
het slagveld. Deslijds bezat Hiaowuti een bekwaam minister, die zijne
zonen tot opperbevelhebbers aanslclde, en hen de heilige gelofte liet doen,
om öf als overwinnaars, öf nimmer weer le keeren. In twee beslissende
veldslagen werd het geheele leger van Tsin vermeid, en de bevelhebber
kon zieh ter naauwernood in de hoofdstad redden. Op dit tijdslip ver-
toonde zieh een afstammeling uit het huis der vorsten van Jen, om zijne
vroegere regten op Tsin weder te doen gelden. Nadat hij spoedig met
zijne verwanten een groot leger op de been had gebragt, overviel hij met
vreesselijke wopde de vijanden van zijn huis en veroverde de hoofdstad na
een langdurig beleg, gedurende hetwelk deontzettendste gruwelen gepleegd
werden. De Gbinezen konden thans bedaard toezien, hoe de Tartaarsche
stammen elkander vernielden, en verblijdden zieh dat zij toch eens weder
verademing hadden. Tsin was buitendien zeer ongelukkig. De kleinere
Tartaarsche stammen hadden het reeds gedurende zijne verdrukkingaan-
gevallen en zieh onafhankelijk gemaakt. De beste generaal, dien het bezat,
stierf bijna gelijktijdig met den opperheer, die een zeer degelijk man was,
het land scheen den ondergang nabij. Intusschen had deprins van Jen
zichzelven tot keizer uitgeroepen, en tartte fier zijn leenheer. In dit
noodlottig oogenblik koos men in plaats van een onervaren knaap een
beproefd man tot monarch. Deze liet, om den Soldaten moed in te boeze-
men, op hunne Schilden schrijven «de overwinning of de dood», en wierp
zieh dapper in het midden der vijanden. Even als de vlam nog voor het
laatst flikkert, wanneer zij op het punt is van uit te dooven, zoo verbreid-
den zieh nog glans en glorie over de familie der vorsten van Tsin door
de wapenfeiten des legers onder zijne krachldadige bevelen.
Hiao wuti aanschouwde dit alles tamelijk bedaard. Terwijl de Tartaarsche
vorsten elkander hevigstbestreden, verblijddezich zuidelijk China in
een duurzamen vrede. De keizer werd daardoor geenszins tot verhevenei*
gezindheden gestemd, maar vergenoegdezich met het gezelschap yan oude
vrouwen en priesters van Boeddha, die hem steeds met sprookjes ver-
maakten.Bovendien was hij zeer verslaafdaan dronkenschap. enals iemand
een ambt wilde hebben, moest hij zieh tot de monniken of de oude vrouwen
wenden, die in het paleis zeer in aanzien waren. Toen een moedige
onder de aanzienlijken zijn heer deswege schriftelijk bedenkingen mede-
deelde, wilde deze het papier niet eens lezen. Op zekeren avond gaf hij aan
zijne begunstigde gemalin eenen kostbaren maallijd; de gasten waren alle
vrolijk, en de keizer, reeds min of meer dronken, zeide tot zijne vrouw:
«gij begint nu reeds oud te worden en zult weldra uw dertigste jaar
bereikt hebben; daarom moet ik naar eene andere geliefde uitzien.» De
vrouw glimlachte om deze scherts, en maakte den vorst zoo dronken, dat
hij de kamer niet verlaten kon., Nadat zij nu alle hovelingen had doen
vertrekken en alleen hare kreaturen liet blijven, viel zij op den spotler aan
en smoorde hem (396); dit was het einde van den ellendigen vorst.
Aan gene zijde der Hoang ho hadden de vorsten van Jen, ondanks de
dappere verdediging, een einde gemaakt aan die van Tzin. Maar nu kwa-
men de Tartaren van het Noorden, als een aanwassende vloed, onder
bevel van Topakuei, en verdreven dezen weder uit de veroverde streken.
In plaats van eensgezindheid heerschte daar voortdurend tweedragt, en
zoo werd het Rijk zeer spoedig eene prooi der vijanden. Topakuei, hoe-
zeer een barbaar, beijverde zieh zooveel mogelijk om de Chinesche zeden
aan zijn hof in te voeren, en legde eene verzameling aan van geschied-
kundige werken, waaruit hij de kunst van regeren wenschte te leeren.
Van een anderen aard was Gan ti, de keizer van Tsin (397), die zieh
volstrekt niet om zijne onderdanen bekoromerde, en daardoor barsten
nieuweonlusten uit. Juist in dezen lijd werdLieuju, het hoofdvanhetvol-
gende stamhuis, geboren. Hij kwam in de grootste eilende ter wereld,
en had eene arme vrouw zieh zijner niet aangenomen, dan zou de toe-
komstige held misschien terstond na zijne geboorte van honger geslorven
zijn. Zijn vader verkeerde in de behoeftigste omstandigheden en toen de
knaap volwassen was, vergunde een medelijdend mensch hem voor
den kost gevlochten Sandalen van stroo te verkoopen. Maar de jongen
was volstrekt niet met die vodderijen tevreden, en in plaats van zieh op
die bezigheid toeteleggen, vocht hij met andere kinderen, of speelde met
zijns gelijken. Op die wijze zou het zeer treurig met hem afgeloopen
zijn, zoo niet een officier hem op zekeren dag had aangelroffen, die met
den moedigen Lieu ju een gesprek aanknoopte, en verbaasd over zijne
barsche antwoorden hem aanstonds als rekruut in dienst nam. Door vlijt
en oplettendheid klom bij op tot korporaal, en werd met tien man uitge-
zonden, om het vijandelijk leger te verkennen. Men overviel hem met
een Sterke patrouille, en terwijl hij zieh dapper verdedigde, werd hij in
een kuil geworpen, en de vijand kwam, om een eind aan zijn leven te
maken. Lieu ju, zieh dapper verdedigend, hieuw de vijanden neder.
Zijn generaal, bezorgd wegens zijn langdurig achterblijven, kwam hem nu
met het gansche leger te gemoet, en groot was zijne blijdschap hem als
overwinnaar te begroeten. De gevaarlijksle opstaodeling was toenmaals