
 
        
         
		als een  boeteling  rond,  om  van  den  hemel  schuldvergiffenis af  te  smee-  
 ken. — Aan al zijne onderdanen wilde hij  vrijen  toegang verleenen,indien  
 zulks  naderhand  niet onmogelijk bevonden was geworden. 
 Juen li  (48)  wierp  zieh  geheel  in  de  armen  der  wijsgeeren,  en wilde  
 alleen  door  hen regeren.  Bezuiniging  ten  hove was de eerste maatregel,  
 waardoor hij  het yolk voor de  toekomst aan zieh verpligtte.  Doch te traag  
 om  zieh  met  regeringszaken  bezig  te  houden,  liet  hij  het bij  het goede  
 voornemen  berusten,  en  droeg  aan  twee  gesnedenen  op,  om  alle zaken  
 van  belang voor hem waar te nemen.  Daardoor ontstond  groote ontevre-  
 denheid,  en  de  geschiedenis  van  zijn  tijd levert slechts voorbeelden van  
 intrigues, waarin de lezer  geen belang  kan stellen.  Men benijdde de gun-  
 stelingen  hunne hooge posten, en deze waren daarentegen van onverzoen-  
 lijken haat bezield  jegens  hunneberispers,  en rustten niet voordatzehen  
 op  het schavot gebragt  hadden.  Daarenboven ontstond er ook een  oorlog  
 met de  Tartaren,  die echter gelukkig eindigde,  hoewel de gesnedenen de  
 overwinnende  generaals  hunne  belooning  wilden  onthouden.  Men  gaf  
 ook eenen  der Khans  op  zijn ernstig  verlangen eene Chinesche prinses tot  
 gemalin,  weshalve  hij  zieh  gedurende  zijn  geheele  leven  dienstpligtig  
 rekende. 
 Tschingti  (32), zijn opvolger, aanvaardde met krachtige hand de regering. 
   Den  nog  in  leven  zijnde gesnedene ontsloeg hij  aanstonds  uitalie  
 posten,  en  deze,  van  ieder verlaten,  spoedde  naar  zijne  geboorteplaats,  
 maar  stierf  onder  weg.  Het  volk  voedde  thans  veel hoop,  dat de jonge  
 monarch alleen zou regeren.  Intusschen werd het rijk door groote onhei-  
 len  getroffen,  die  men  als  bewijzen  van  het misnoegen  des  hemels  be-  
 schouwde,  en  waarom  men  zieh  ernstig  beijverde  den  weg  der  deugd  
 in  te  slaan.  Hoe  zeer  munten  deze  heidenen  uit  boven  velen,  die zieh  
 Christenen noemen, en Gods oordeelen op aarde als louler toeval beschou-  
 wen !  Het bleef evenwel bij  het goede voornemen. 
 De  zwakke  jongeling  was  niet  in  Staat  om  de  alleenheerschappij  te  
 voeren, en zijn oom van moeders zijde maakte zieh meester van alle magt.  
 Hij  hield  het  roer van Staat met vaste hand,  de regering was krachtig  en  
 vrij  van  weifeling.  Niettemin  gaven  zijne  aanmatigingen  aanleiding tot  
 bitteren twist met zijne ambtgenooten, en deze klaagden hem te  regt aan,  
 dat  hijzelf  plannen  had  op  de  kroon.  De  dood  nam  hem  weg,  zonder  
 dat  hij  zijn  vermeend  voornemen kon volbrengen,  en een bloedverwant  
 volgde  hem  op  als  minister.  De  keizer  wierp  zieh  thans  geheel  in  de  
 armen  van  den  wellust;  hij  leefde slechts met vrouwen, met haar deelde 
 hij  zijne  genoegens,  met  haar  onderhield  hij  zieh  over  alle  belangen.  
 Eens  zag hij  eene  zijner  gemalinnen in  het  park  wandelen  en  verzocht  
 haar  zieh  nevens  hem  in  den  wagen  te  plaatsen.  Zij  antwoordde,  dat  
 het  den  keizer  paste  door  wijzen  en  staatsmannen  omringd  te  zijn,  
 dat  de  schilders  de  slechtste  vorsten  altijd  in  gezelschap  van  vrouwen  
 voorstelden,  en  dat  zij  hem  derhalve  deze  schände  wilde  besparen.  
 Eenigzins  getroffen  door  de  opmerking  zijner  verständige  gemalin,  
 keerde Tsching ti naar het paleis terug, waar hij eene zeer schoone tooneel-  
 speelster  zag,  die hij  oogenblikkelijk tot zijne begunstigde verkoos.  Hier-  
 mede  nog  niet  tevreden,  verhief hij  hären vader tot den vorstenrang, en  
 haarzelve  ondanks  alle bedenkingen  der  ministers op den  troon,  terwijl  
 hij  de keizerin met de verständige raadgeefsler naar den harem verbände.  
 Doch  hij  was wispelturig in zijne liefde, de schoonste  vrouw en de schit-  
 terendste  pracht  werden  hem  onverschillig,  en  hij  verliefde  weder  op  
 eene vrouw  uit de lagere  klasse, waarmede hij al zijn tijd doorbragt.  Wie  
 het waagde hem te vermanen werd gestraft, en de vleijers verwierven groote  
 gunstbewijzen.  Zoo  sleet  hij  zijne  dagen  als  een Sardanapalus, zonder  
 zieh  aan  de  bezoekingen  der Voorzienigheid,  en het veelvuldig ongeluk  
 des  lands te  bekreunen,  of  het  geringste  ten  behoeve zijner onderdanen  
 te  doen.  Een  opyplger  was  reeds bepaald  geworden, en toen Tschingti  
 plotseling  door  eene  beroerte getroffen  den geest  gaf, werd een krachtig  
 minister, een bloedverwant van den vorigen, aan het hoofd van het kabinet  
 geplaatst (7 voor Chr.). 
 De  geschiedenis van een groot magtig volk is in een  verhaal der ramp-  
 zaligste  hofkabalen veranderd.  In piaats van de daden der staatsmannen,  
 de  ontwikkeling  van  nijverheid  en  nationaal  geluk  te  vermelden,  leest  
 men  slechts  van  den. strijd  der  gunstelingen  om zieh de oppermagt toe  
 te eigenen,  en van schijnkeizers, die alleen  streefden om hunne begeerten  
 te  bevredigen  en  den  onderdaan  slechts  beschouwden  als  een  lastdier,  
 dat de vereisehte middelen voor hunne brasserijen leveren moest. 
 Gai ti  verwijderde  na de regering aanvaard  te hebben de vorige ministers  
 en strafte de bloedverwanten der prinsessen,  die zijn vader tot groote  
 eereposten verheven had, met buitengewone geslrengheid.  Toen hij  eens  
 in  gezelschap van eene der weduwen des vorigen keizers in  het park ging  
 wandelen,  brak  er  een  beer  uit de diergaarde los,  en  vermits  al  zijne  
 gezellinnen  vlugtten,  viel  het  dier  op den keizer aan.  In dezen hagche-  
 Jijken  toestand  had eene der vorstinnen moeds  genoeg, om  het dier driest  
 in  de oogen  te  zien,  en zoo bang  te maken,  dat het oogenblikkelijk in zijn