
gaan. Hijzelf, zegt men, rookte zeer gaarne, en in het harem waren
vele kamerlingen, die de pijp dag en nacht gebruiklen. De oudste
prins was aan de gevolgen van dit kwaad gestorven en verschillende
bloedverwanten des keizers dreven het zoo ver inet het gebruik der
opium, dat zij van het hof gebannen moesten worden. Ook had men
waargenomen, dat deze verschrikkelijke gewoonte zieh over het ge-
heele land uitstrekte en voor de natie een’ afgrond opende, waarin
zij vroeger of later moest nederslorten. Daarom beschouwde het hof
zieh geregtigd, terstond de gestrengste middelen tot uitröeijing dezer
ondeugd toe te passen.
Voordat Tao kuang evenwel tot gewelddadige maatregelen overging,
schreef hij aan alle stadhouders en generaals der provincies, dat zij
hun gevoelen over dit onderwerp openlijk zouden uiten. Het ant-
woord was overal helzelfde, dat de gestrengste straffen noodzakelijk
waren en dat men de vreemdelingen nooit vergunnen mögt groole
sommen zilver uit te voeren. Hoewel het nu algemeen bekend was,
dat de mandarijnen en tolbeambten in de havensteden het grootste
voordeel van den sluikhandel getrokken, en zelfs te Tien tsin de amb-
tenaren van het keizerlijk slot zieh daardoor verrijkt hadden, meende
men door dreigemenlen zulk een verdorven en omkoopbaar geslaeht,
als de Chinesche overheden, te bekeeren. De meeste dienaren
en beeren en de mandarijnen zelven, veroorloofden zieh het over-
matig gebruik der opium, en juist deze menseben, die zieh door
opzettelijke oogluiking omlrent dezen sluikhandel verrijklen, moesten
den invoer geheelenal verhinderen. — Hoe de hoogste staalsdienaren
van een groot Rijk tot zulke zonderlinge gedachten geräken konden,
is tot heden nog onverklaarbaar. — In een zedelijk opzigt verheugde
zieh de Christen en menschenvriend over eene zoo maglige. onder-
neming, die het geluk der Chinezen ten doel had. Doch tevens wenschten
edele mannen hartelijk, dat de keizer zieh van andere middelen bedienen
mögt, die werkzamer zouden geweest zijn, en dat hij geene
maatregelen len uitvoer mögt brengen, die, in plaats van het kwaad
te stuiten, het nog verergerden en daarbij veel eilende dedeh onlstaan.
Zaken van dien aard in overweging te nemen, keurden de mandarijnen
niet der moeile waardig, want hunnc eigene wijsheidwas groot genoeg
om alles vooruit te zien en de noodige maatregelen te nemen;
hoewel men nog nooit gewaagd had den vreemdelingen het hoofd te
bieden, was men nogtans van den goeden uilslag overluigd.
Zoo als wij boven reeds vermeldden, verkreeg kapitein Elliot het
öpperloezigt over den Engelschen handel. Hij was een zeer bekwäam
en voorzigtig man, maar onbeslendig in al zijn doen en handelen,
te vurig, te spoedig getroffen, en te weinig met het Chinesche karakter
bekend, dat hij allijd verkeerd begreep; daarbij was hij zeer inschik-
kelijk en goedharlig, bewees de Chinesche regering achting en was
slellig overluigd, dat de schuld, zoo niet geheel, allhans voor het
grootste gedeelte aan de zijde der vreemdelingen lag. Door beleefdheid
en bescheidenheid hoopte hij de Chinezen te winnen; daarom gaf hij
ook het zooveel betwiste punt op en hield briefwisseling met de
maatschappij-kooplieden, waardoor hij zieh volkomen zeker waande
van den weg tot de hooge regering te zullen bereiken. Hij kende
zijn’ voorgangers zeer weinig wijsheid toe, en wenschte nu door
eigene maatregelen, die wegens zijne veranderlijkheid allijd onbepaald
waren, alles door te zetten.
Hij vernederde zieh dus om de welwillendheid der mandarijnen te
verwerven, en het gevolg was: trotsche hoon van den kant des
gouverneurs, die hem op de verhevenheid van het Hemelsche
Rijk wees, voor hetwelk alle andere landen zieh louter als dwer-
gen vertoonden. Voorts werd hem de stiptste gehoorzaamheid en
de bestendigsle eerbied geboden. Vervolgens kwam het verkeer met
hem als een overheidspersoon van den gebieder zijns lands ter sprake.
Toen drong de stadhouder er op aan, dat hij allijd als rekweslrant
voor hem verschijnen en zijne brieven alleen door de maatschappij-
kooplieden moest loezenden. Dit was geheel legen de grondstelling van
alle regeringen, die zieh niet als leenpligtig aan China erkenden; daarom
werden de onderhandelingen weder een lijdlang gestaakt. Nu verscheen
de admiraal Mailland met een linieschip. Ook hij werd beleedigd, en
het zou bijna tot vijandelijkheden gekomen zijn; maar de Chinesche
vlootvoogd vroeg om verschooning. Van de bovenvermelde plannen,
om de Chinesche regering eenigzins te naderen, kwam inlus-
schen niets, en daar de maatschappij-kooplieden het roer hielden, en
een hunner, How kua, een rijk man, zeer grooten invloed, ook bij
Elliot, bezat, gevoelden de Chinesche ambtenaren zieh gemagtigd
om den Rritschen leeuw te trotseren.
Intusschen had de Opiumhandel zieh steeds verder uitgebreid, en de
offers van het verwoeslend vergift werden steeds talrijker. Men had
reeds berekeningen gemaakt, om eerstdaags 40,000 kisten in te voeren >