
 
        
         
		minister  was,  niet  met  het  zwaard in  de ve'rgadering der Grootcn ware  
 opgetreden.  Op  cene  aigemeene  rijksvergadering  verklaarde  hij  dat  
 Ti mur,  de zoon van den vroegeren erfgenaam  des  troons, door den over-  
 leden vorst tot opvolger bestemd was,  en  dat alle  tegensprekers of moes-  
 ten zwijgen öf de scherpte van zijn  zwaard gevoelen.  Na  deze rede waren  
 de  aanwezigen  zeer bereid om  aan zijne wenschen gehoor  te leenen.  Ge-  
 lukkig kwam Ti mur aan, maakte zieh aanstonds meester van  deregering  
 en werd onder den naam  van Tschin tsong in het Walhalla der Chinesche  
 keizers  bekend.  Toen  de  generaal  den jongeling  deze groote  dienst be-  
 wezen  had,  eindigde hij  zijne loopbaan en werd als  de grootste bevelheb-  
 ber  zijner  aan  dappere  officieren  zoo rijke natie geeerd.  Weinige leger-  
 hoofden waren in al hunne ondernemingen zoo gelukkigen blevendaarbij  
 zoo  nederig.  Tegen  Chinezen en Tartaren handhaafde Pe jen zijn roem,  
 werwaarts  hij  kwam  prees  men  niet alleen zijne dapperheid,  maar nog  
 veel  meer  zijne  menschelijkheid.  Hij  verloor  nooit  eenigen  slag, overwon  
 onder  de  ongunstigste  omstandigheden,  maakte zieh zeer zeldzaam  
 schuldig  aan  overijling  of te groote voorzigligheid,  en was in elk opzigt  
 een model  van onwrikbaren moed en wonderbare volharding. Menschonk  
 hem  te regt den naam:  veroveraar van China, en als men  bedenkt dat hij  
 de  landen,  die  zijne  legers  in  bezit  genomen  hadden,  ondanks  alle  
 hindernissen  ook  behield,  dan  zal  men  hem  gaarne  denzelfden  rang  
 toekennen  als Scipio den jongere of Frederik den Groote. 
 Pi mur,  Hu pi  lai’s kleinzoon,  was de kuiperijen  van  het hof moede eq  
 wilde  zieh  daarom,  tot groot misnoegen der ministers,  volslrekt  niet in  
 de  residentie  vertoonen.  Hij  bemerkte  wel,  dat  de onweerswolken in  
 Tartarije  zamenpakten  en  over China  lösbarsten zouden als hij  het niet  
 met  krachtige  hand  verhinderde.  Hier toefde hem echter een zeer, lang-  
 durige strijd,  die met afwisselend geluk gevoerd,  het grootste deel zijner  
 regeringsdagen  innam.  De Mongolen,  gewoon  aan den oorlog,  konden  
 zieh  volslrekt niet  voegen in  de rust en den  vrede;  toen er niets meer te  
 veroveren  was,  rigtten zij hunne lansen  tegen elkander en  zochten hun-  
 nen  regtmatigen  opperheer  te  beoorlögen.  Men  had  Ti mur reeds den  
 voorslag gedaanom een aanval op Japan te doen, en daarmede deonrustige  
 hoofden  bezig  te  houden;  maar  de  keizer  had  volslrekt  geen  lust  in  
 zulke  verre  ondernemingen;  hij  vergenoegde  zieh  dus  met  een  Bonze  
 derwaarts  te  zenden  over  Korea  om  van  daar  het land  te verspiedeu.  
 Maar  de  priester  was  niet  in  staat  om  headland  te  bereiken,  en zoo  
 bleef  deze  onderneming  sleken,  die  zeer  waarschijplijk  den  oorlogzuchtigen  
 aard  der  Tartaren  op  een  ander  voorwerp  zou  gevestigd  
 hebben. 
 De jonge keizer was dikwerf genoodzaakt met zeer  groote gestrengheid  
 jegens de rebellen  te handelen; ja zijne onderhoorigen vermoordden zelfs  
 de aanvoerders,  die zieh op  belofte van amnestie aan de Chinesche troepen  
 overgaven. Onder dezen was ook  eene heldhaftige vrouw,  die met buiten-  
 gemeene  dapperheid  tegen  de  keizerlijken streed.  Na  vele strooptogten,  
 bloedvergieten, ontzettendeonkosten en algemeeneellende werden eindelijk  
 de  Tartaarsche  hoofden  door  inschikkelijkheid  tot  rust  gebragt  en  het  
 land  van hunne invallen bevrijd. 
 Bij  den  aanvang  van  Ti mur’s  regering  kwam  de  koning  van  Birma  
 naar Pe king, om zijne hulde aan  den  leenheer te brengen.  Toen  hij naar  
 zijn vaderland teruggekeerd was,  vermoordde hem zijn broeder, en zijne  
 partij  vroeg den Chineschen monarch om hulp,  ten einde deze muiterijen  
 te  doen  ophouden.  Ti  mur  twijfelde  lang,  of  deze  onderneming slaat-  
 kundig was, maar hij werd overstemd  door den  raad der generaals, en nu  
 trok  een  klein  leger  over  de  grenzen  van  Jun  nan.  Men had een aantal  
 inwoners medegesleept, om de krijgsbehoeften te dragen; deze arme drom-  
 mels,  die  zeer wreed behandeld werden en niet eens het noodige voedsel  
 kregen,  stierven  bij  duizenden  op  den  weg,  zonder dat de hardvochtige  
 Soldaten  zieh  daarom  bekommerden.  Hierbij  kwam  nog de hebzucht van  
 den  bevelhebber,  die al wat het leger noodig  had van  de Iieden afperste.  
 Zoo werd binnen körten tijd de geheele bevolking tegen de Chinezen  inge-  
 nomen;  zij  verloren  de  behaalde  voordeelen,  en  moesten  eindelijk  met  
 schände  aftrekken.  Ook in  dezen oorlog onderscheidde zieh  eene vrouw,  
 die,  door  den  roof  harer  goederen  tot  wanhoop  gebragt,  den  vijand  
 dapper aantastte. 
 Iii  het land zelf waren  de  opstanden menigvuldig, en  het viel den bel-  
 hamels  zeer  gemakkelijk  groote  scharen  van  onderdanen  tot  zieh  te  
 trekken.  Men  overwon  ze  wel met  het  zwaard,  en  het bloed vloeide bij  
 slroomen,  maar  de  Mongolen  werden dagelijks meer gehaat.  Toen eens  
 een  opstandeling  den  bevelhebber  eener  stad  gedood en de vesting genomen  
 had,  was  hij  verbaasd over de schoonheid  der weduwe van dezen  
 officier,  en  deed  haar aanstonds den voorslag tot een  huwelijk.  Zij wees  
 hem  niet  af,  maar maakte  de opmerking  dat zij eerst het lijk van haren  
 echlgenoot  wilde verbranden,  en  dan,  hare  eerste  liefde  vergetend  in  
 zijne armen snellen.  De muiteling stemde zulks zeer gaarne toe;  er werd  
 een  groote  houtmijt  opgerigt,  en  de  overledene  daarop gcworpen;  en 
 21