
 
        
         
		Wij  lieten  de  Hollanders  in  het  bezit  van  Formosa.  Daar  hadden  zij  
 eerst  met  de  Japannezen  te  kampen,  die  volstrekt  geene  uitoefening  
 van  onbeperkte  magt  aan  de  vreemdelingen  wilden  vergunnen.  Daar-  
 door  geraakten  zij  dikwijls  in  hevigen  twist,  en  toen  deze  zaken  in  
 den  hoogen  raad  te  Jedo  gebragt  werden,  werd  de  handel  der  Hollanders  
 menigmaal aan gevaar blootgesleld.  Eens had men  de Japannezen  
 eene  aanmerkelijke  som  als  uitgaand  regt  laten  betalen.  Zij  rekenden  
 zieh  daardoor  bezwaard  en  beklaagden  zieh,  maar  ontvingen  geen  
 voldoend  antwoord.  Om  hunne  wraak  te  koelen,  wachtten  zij  totdat  
 de  gouverneur  alleen  te  huis  was,  drongen  in zijn vertrek en dreigden  
 hem  te  dooden,  als  hij  niet  op  staande  voet  wilde  toegeven.  Dit  was  
 zulk  een  krachtdadige  eisch,  dat  de  stadhouder  er  terstond  aan  vol-  
 deed.  Zij  namen  hun  geld,  gingen  aan  boord  van  hunne  jonken  en  
 zeilden weg. Later begaven  zieh  verscheidene  afgevaardigden der inlanders  
 naar  Japan,  om  de  regering  te [verzoeken,  het eiland in hare be-  
 scheming te nemen. Maar de Hollanders verhinderden dit verlangen door  
 aanzienlijke  geschenken,  die  te  Jedo  rijkelijk  werden uitgedeeld. Ware  
 het  aan  ’t  volk  niet  verboden  naar  vreemde  landen  te  gaan,  dan  zou  
 waarscbijnlijk  de  Japanscbe  bevolking  zeer  spoedig  de  bovenhand  
 verkregcn  hebben. 
 De  Chinezen  kwamen  intusschen  in  menigle  van  de  kust herwaarts,  
 en  spoedig  ontstond  er  een  tamelijk groote kolonie  in  de  nabijheid  van  
 het  fort  Zeelandia,  dat  men  bij  den  ingang  der  tegenwoordige  hoofd-  
 stad  op  eene  zandbank  gebouwd  had.  Daar  hegon  ook  het  verkeer  te  
 bloeijen,  en  de  Hollanders  dreven  daarenboven  nog  een  sluikhandel  
 op  E  rnui  of  A  moi;  waarheen  jaarlijks  zes  tot  acht  schepen  gingen.  
 Deze  welvaart  lokte  eindelijk  ook  de  Spanjaarden,  die  zieh  in  het  
 noordelijk  gedeelte  van  het  eiland  vesligden,  maar  zeer  spoedig  door  
 hunne  naburen  verdreven  werden. 
 Ko  ksing  kwam  natuurlijk  insgelijks  in  aanraking  met  deze  varens-  
 lieden.  Hij  deed  aanvraag  om  hunne  hulp  tegen  de  Tartaren,  lietgeen  
 ronduit  afgeslagen  werd.  Daarover  zeer  gebelgd,  nam  deze  zeeroover  
 eenige hunner schepen weg,  en zij handelden desgelijks met de zijne. Zij  
 zonden tevens een’  spion, die al zijne bewegingen moest gadeslaan, maar  
 te  gelijk  door  Ko  ksing  betaald  werd en hem dus zeer  getrouw diende. 
 Na de mislukte onderneming tegen Nan king gaf  de  zeeheld  bijkans  de  
 hoop op, ooitietsophet vaste land ten uitvoer te  brengen ; hij  rigtte  dus  
 den  blik  onafgewend  naar  Formosa.  Daar had hij  eene zeer  sterke partij 
 onder  zijne  landslieden;  weldra  ontstond  er  een  oproer,  dat  door het  
 bloed van honderden Chinezen  geslild  werd.  De  inlanders, die grooten-  
 deels  Christenen  waren  geworden,  betoonden  hunnen  heer  gelrouwe  
 hulp  en  gingen  moedig  in  den  slag.  Het  berigt,  dal  deze  vermetele  
 zeeroover  weldra  een  aanval  op  het  eiland  doen  zou,  noopte  echter  
 den  raad  te  Batavia  eene vloot en Sterke bezelting derwaarts le zenden.  
 Ko  ksing  was  toenmaals  in  bezit  van  E  mui;  daar  hij  zijne  magt  
 tegenover  zulke  ervaren  zeelieden  niet  op  het  spei  wilde  zetten,  
 knoopte  hij  eindelooze  onderhandelingen  aan,  lotdat  de  Hollandsche  
 admiraal  al  zijn  geduld  verloor  en  onverrigter  zake naar Batavia terug-  
 keerde,  zonder  het  bevel  te  volvoeren  om  Macao  te  nemen.  Ko ksing  
 had dit oogenblik juist.afgewacht,  en zeilde terstond met al zijne jonkeu  
 naar  Tai  wan.  Daar  waren  de  Holländers  niet  voorbereid;  onversaagd  
 deed  hij eene landing met 4000 man,  zonder dat zij het beletten konden,  
 en  zijne malrozen overvielen een schip, dat zij in de lucht lielen springen.  
 De  gouverneur werd daardoor  genoodzaakl twee andere,  die in de haven  
 lagen,  in  den  grond  te  boren ;  opdat ze niet in de handen der vijanden  
 vielen,  terwijl  de  nog  overige  spoedig  naar  Batavia  terug  zeilden.  —  
 De  stadhouder  Koyet  schijnt  een  lafaard  geweest  te  zijn,  want  hij  
 onderhandelde  met  Ko  ksing  omtrent  de  overgave  van  het  geheele  
 eiland,  met  uitzondering  der  hoofdstad,  en  verloor  door zijne onacht-  
 zaamheid  een  klein  buitenwerk  met  300  man.  Daardoor werd de moed  
 der  Chinezen belangrijk  aangewakkerd,  totdat de Holländers een’ uitval  
 deden  en  weder  groote  proeven  hunner  dapperheid  toonden.  Men  ge-  
 droeg  zieh  intusschen  naderhand  rüstig,  zonder  iets  van  beteekenis  te  
 ondernemen.  Eindelijk  verLoonde  zieh  tot  groote  blijdschap  der  belegerden  
 eene  vloot;  de  Man  tschuren verzochten ook de Holländers zieh  
 met  hen  tot  Ko  ksing’s  ondergang  te  vereenigen,  en  het  zou  thans  
 zeer  gemakkelijk  geweest  zijn  den  vijand  van  het  eiland te verdrijven.  
 Maar  men  verspilde  den  tijd  met  praten,  en  de  ellendige  admiraal  
 ging  aanstonds  onder  zeil,  zoodra  de  wind  günstig  geworden  was. 
 Ko  ksing,  die  zieh  thans  weder  vrij  zag,  deed  al wat mogelijk was,  
 om  de  belegerden  tot  de  overgave  te  overreden.  Tot  dit  einde  zond  
 hij  een’  predikant  en  verscheidene  schoolmeesters  naar de stad,  onder  
 bedreiging  dat,  wanneer zij  hunne landslieden niet bewogen hem hunne  
 stad  over  te  leveren,  hij  hun  het  hoofd  zou  laten  afslaan.  Doch  in  
 plaats  van  zieh  le  laten  afschrikken,  sprak  de predikant zijn’ vrienden  
 moed  in,  en  ging  overeenkoinstig  zijne  belofte  als een tweede Regulus