
Voör omstreeks honderd jaren leefden er nog elfduizend menschen, die
den wijsgeer voor hunnen stamvader erkenden; thans is het aantal grooter.
Dit is de ondste adel van de wereld; want men telde toenmaals reeds vier-
enzeventig geslachten. Ten jare 1844 had de heilige markies — zoo
noemt men het hoofd der familie — een onderhoud met Tao kuang, die
hem bijzonder prees en rijke geschenken gaf. Verschillende leden der
familie bekleeden altijd posten in hun raderland Schan tong, en voor
eenige jaren leefde ook te Macao een mandarijn, een* zeer hebzuchtig
mensch, die een nakomeling van den wijze was.
Na verloop van meerdere eeuwen, toen de grondstellingen van den
wijsgeer in Iheorie waren aangenomen als de politiek van den Staat,
betoonde men hem goddelijke eer. In alle steden is een tempel aan zijne
nagedachtenis gewijd; in elke school, van de hoogste akademie tot de
abe-bank bidt men Kong fu tse op dezelfde wijze aan als alle andere
afgoden, en men beschouwt hem bij uitsluiting als den beschermheer
der geleerden.
Zijne leerwijze was de peripatetische, de Socratische. Zoo vele leerlin-
gen als slechts lust hadden, konden tot hem komen, en over elk onderwerp
vragen doen: aan een uitstekend talent wijdde hij zijnen bijzonderen
omgang. De gesprekken, die men uit zijne school bewaard heeft, vindt
men in het Lunju, dat ook eenige aanmerkingen over zijne leefwijze
bevat. Zoodra hij bij eenigen vorst in dienst trad, moesten zijne volge-
lingen ook onderhouden worden, hetgeen zijn verblijf aan het hof zeer
koslbaar maakte. Hij schijnt zijne winzucht meermalen ook zoo plomp
aan den dag gelegd te hebben, dat dit zijne bewonderaars tamelijk in
verlegenheid bragt.
Van zijne geschritten is de zoo vaak vermelde Schu king het voortref-
felijkste. Men zou dien zeer goed met den naam: overleveringen uit de
oudheid kunnen kenmerken, want het weinige geschiedkundige dat er
in vervat is, slrekt slechts om aan het geheel den schijn van oorkonden
te geven. De redenen, die men er in äantreft, zijn, als boven gezegd is,
dikwijls onverstaanbaar; want zij zijn zoo kort, dat ze op de verschil-
lendste wijze verklaard kunnen worden. Andere geschritten geven het
stelsel des meesters in zijne algemeene voortreffelijkheid. De grootste
verzameling, die wij van hem bezitten, is de Li ki, of het boek der
plegtigheden, hoezeer het niet volledig tot ons gekomen is. Daarin zijn
de plegtigheden geschetst, die bij elke gelegenheid en onder alle om-
standigheden moeten worden in acht genomen. Dil werk wordt door den
codex van 'JTscheu over hetzellde onderwerp aangevuld. Wie eene levendc
machine wenscht te worden en zieh door duizendlailen vormen wil laten
vastsmeden, moet ze beide bestuderen; want in geene taal bestaat hun
gelijke. — Kong fu tse legde zeer veel nadruk op den I king, de meta-
physica van het dualismus, omdat volgens zijn gevoelen alle geheimen
der natuur daarin besloten zijn. Hij verstond zelf niet, wat hijmetzoo-
veel moeite bij elkander gebragt had, en wij willen daarom niet wijzer
zijn dan de meester. — Wij hebben reeds gewag gemaakt van de Tschun
tsieu (woordelijk vertaald: lente en herfst), eene soort van tijdrekenkun-
digejaarboeken, waardoor zijne tijdgenooten moesten vermaand worden
tot deugd; zij zijn naauwkeurig, zonder iets leerzaams te bevalten. De
verzameling van volksliederen in drie deelen behelst niels dichterlijks,
doch is voör den Chineschen lezer van belang, omdat de gebruiken der
oudheid daarin beschreven zijn. Bovengenoemde boeken dragen den
naam van Wu king, of de vijf klassieken.
Om de wijsbegeerte van dezen man juistte beoordeelen, moet men altijd
onder het oog houden, dat zijne bewonderaars zijne Stellingen met groote
geestdrift in het licht geplaatst, en slechts zeer weinigen, en dan nog
uiterst onvolledig, hem wederlegd hebben. Men vindt de hoofdzaken
zijner leer in twee werken Tai hio en Tschong jong, het eerste door zijne
leerlingen, het tweede door zijn kleinzoon uitgegeven.
Wanneer men bedenkt, in welken tijd deze wijze leefde, kan men
hem zijne eenzijdigheid voorzeker wel ten goede houden. Zijne leer
beweegt zieh altijd in den kring der levensphilosophie, en eischt de
ouders te eeren, den vorst te gehoorzamen, den vriend getrouw te zijn, en
met God in eendragt televen. Dit zijn de eeuwige grondstellingen, zond
e r welke geene menschelijke maatschappij duurzaam kan bestaan, en
ze moeten door alle beschaafde volken als zoodanig erkend worden, Om
deze pligten in te scherpen, verordende bij allerlei gebruiken, en het
ceremonieel bekleedt de plaats der godsdienst. Volgens zijn oordeel
moet men volstrekt niet over de godsdienst hairkloven, maar al de
afgoden der natuur even als het opperwezen vereeren, gelijk zulks
gebruikelijk is onder de volken, en hij stelde deze eerediensl geheel
gelijk met alle overige ceremonien. Hij wilde slechts door getallen en
berekeningen Lot het onziglbare doordringen, en verstoffelijkte zooveel
mogelijk al het hoogere. Hij spreekt nooit over een toestand hier
namaals; want men geloofde töen reeds, dat ’s menschen geest
met het geheel in dezelfde wederzijdsche verbindlcnis Staat als een