
hij was er ook dikwerf zeer misnoegd over, want men zeide den
groolen keizer bittere waarheden. Bij gelegenheid eener groote droogte
deed een burger van Schan tong hei voorstel dat de beroemde Song
met andere ministers het land moest doortrekken, om zoo mogelijk
alle misbruiken af te schaffen en daardoor den hemel weder te ver-
zoenen. Daar nu de keizer zelf om regen gebeden en de afgoden het
gebed niet verhoord hadden, hield hij het voor goed ze te verbrijze-
len, wanneer de bede niet oogenblikkelijk van boven werd toegestaan.
Het gezond menschenverstand sprak uit dit rekwest; maar de rekwes-
trant werd voor zijn voorstel naar de rivier A inur gebannen, om
zijne zoogenaamde vermelelheid te boeten.
Thans naderde Kia king’s 60sle geboortedag, die met de grootste
plegtigheid moest gevierd worden en waarop liij zieh werkelijk als
een zeer groot monarch wenschte te verloonen. Maar vele uitzigten
Vau dien aard worden dikwijls verduisterd , en de monarch zelf kon
niet beletten dat men hem met verzoekschriften bestormde en hem
met de talrijke aanmerkingen het leven zuur maakte. Toen verbood
hij alle overige adressen, en beliield zieh v.oor, alleen den ministers
deze vrijheid te vergönnen. Mäar nog meer bedroefde zieh de keizer»
loen men hem berigtte dat een zijner bloedverwanten lot eene groote
sekle was toegetreden. Het was zijn oogmerk , lerstond met vuur en
zwaard tegen deze booze kellers, waarmede hij in verbindtenis gestaan
had, te werk te gaan, zoo niet gelukkig betere gedachten in zijn
hart waren ontsprolen, en hij eindelijk besloten had om ditmaal den
misstap te vergeven. De minister Song, die nog altijd aan het hofbleef
en zieh bijzonder voor de ongelukkigen in de bres stelde, werd eindelijk
bij den keizer zöö gehaat dat hij hem van al zijne eereposten ver-
vallen verklaarde, en naar Tartarije zond, om zieh daar binnen acht
maanden te verbeteren. De reden hiervan was zijn raad om niet
naar de begraafplaatsen der voorvaderen in Liao tong te gaan, zoo
Tang het land nog door droogte leed. Een ander getrouw dienaar
werd reeds in het vorig jaar van het hof verwijderd, omdat hij den
keizer had afgeraden in Tartarije op de jagt te gaan. Zijn oogmerk
was zonder twijfel een' opstand gedurende de afwezigheid van den
monarch voor te komen; maar de keizer, die op zijne verhevene
bestemming vertrouwde, wilde daarin niet toeslemmen. Nu was hij
vrij en kon bescbikken en bestieren, zoo als het hem luslte; want
geen ernstig, deugdzaam en hooggeprezen man gelijk Song stoorde
a
hem in zijne ovetleggingen. Maar de aanhangers van dezen waardigen
man waren nog niet tot zwijgen gebragt. Toen er eens een vreesse-
lijke storm in de hoofdstad woedde en de geheele slreek met zand
overdekte, konden de vrienden van den getrouwen dienaar zieh niet
onthouden deze bezoeking voor een werk des hemels te verklären,
die de zonde van den opperheer, in het onlslaan van dezen minister,
aan de woonplaats van den monarch zelven strafte. Kia king werd
daarover hevig vertoornd en bewees aan de wereld, dat hij zijnen
dienaar te genadig behändeld had, en dat hij veel gestrenger straf
had moeten ondergaan, als hij met hem volgens den eisch ,der wet
gehandeld had. Een Man tschu-officier, welke het hof bezocht en
daar iets voor zijnen vriend hoopte te doen, werd onverrigter zake
teruggezonden; -want in plaats van berouw te toonen over zijne fouten,
wilde hij zieh nu met tränen verontschuldigen. Hoewel Song een zeer
weldadig man was, miste hij nogtans de noodzakelijke eigenschappen
van een hoveling, en daarom zou het veel beler voor hem zijn in
ballingschap te blijven. Doch de keizer kon zijnen getrouwen dienaar
niet vergeten, en daarom kon hij niet nalaten, ook terwijl hij in
ongenade was, zijne toegenegenheid hemwaarts te kennen te geven.
Eens toen hij aan de Grooten geschenken van Gin seng gaf, volgens
oud gebruik, noemde hij Song voor alle andere hovelingen en plaatsle
hem bovenaan op de lijst. — Om de ouden na te volgen, schreef de
keizer een uitvoerig edikt, waarin hij Jao, Schun en zijne voorvaderen
prees als de groolste vorsten, dije ooit op den troon gezelen hadden.
Hij sprak veel over deugd en Zedelijke ontwikkeling, en verhief zijn
vader Kien long bovenmale, en het scheen dat hij bijzonder met
zichzelven ingenomen was en de rol van een’ wijze der oudheid waande
te speien.
In het land zelve beerschle nog dezelfde ontevredenheid; ondanks
de menigvuldige vervolgingen der sekten, waren er nog zeer vele
menschen, die volstrekt niet reglzinnig wilden worden en hunne stijf-
hoofdigheid met het leven moesten betalen. Een 'der hevigste vervol-
gers was de stadhouder van Sse tschuen, een hoveling in den volsten
zin des woords, die altijd met vleijerij tot den troon naderde en door
kruipende vernedering zijn’ rang handhaafde. De gruwelen, die hij
pleegde, zijn ongeloofelijk, en getuigen van den baat en de wreetje
gevoelens, die hem bestendig bezielden. Na duizenden veroordeeld te
hebben, kwam hij op de gedachte om de westelijke stammen, die zeer