
wikkeld werden, geeue aanklagl van ketterij waaraan zij ook niet hun
deel hadden en boeten moesten. Bij het lezen der jegens hen ge-
pleegde gruwelen huivert men van ontzelting, en het is alsof men
iets hoorde van de vervolgingen der Protestanten in Katholieke landen.
Zij werden in de gevangenis geworpen, op de pijnbank gebragt,
van hunne goederen beroofd en ter dood toe gemarteld. Hoe vele
Chinezen afvallig werden, weten wij niet, maar zijn verzekerd dal
menig belijder zieh in den doodslrijd tot den Heer Jezus, den redder
der ziel, gewend heeft, hoewel niet een enkele brief, die hun lijden
verbaalt, van zoodanig gebed melding gemaakt. Het was en bleef altijd
een heilige of de maagd Maria, tot wie de arme menschen, naar het
voorschrift hunner zielzorgers, hunne toevlugt namen en aan wie zij
hunne gebeden wijdden; het was de rozenkrans ofeene relikwie, die hen
in de ure des doods moest versterben, het krusifiks verving de plaats van
den alvermogenden Heiland, en de arme zondaar scheidde van deze
wereld met de verzekering, dat heiligen de magthaddenom hen door hunne
voorbidding te verlossen. Ook twee Europeanen ondergiugen den dood.
Beide waren bisschoppen , de eersle werd doör den onmensihelijken
gouverneur van Sse tschuen omgebragt, en gedroeg zieh zeer edel onder
al het lijden, zoodat hij zelfs deze onmenschen achting inboezemde.
De Chinesche Christenen, die bij zijn’ dood tegenwoordig waren, doop-
ten doeken in het bloed en bewaarden ze als de heiligste nalatenschap
hunnes leeraars, wel wetende dat hunne ure ook weldra slaan kon
en zijzelven ter wille van hunne godsdienst gevangenisstraf en ver-
banning verdragen zouden. Wanneer men deze duldende liefde verge-
lijkt met het stroeve, hatelijke en vijandige gedrag van eenige thans
nog bestaande gemeenten, die in vijandschap tegen het Evangelie
onzes Verlossers veel verder gaan dan de heidenen zelfs, hoewel zij
zeer onwetende menschen zijn, dan kan men die tijden niet met te
groole bewondering herdenken. Intusschen waren niet altijd keizerlijke
edikten de oorzaak dezer vervolgingen, maar zeer dikwijls het gedrag
der Roomschen. Zoo klaagde b. v. de eene broeder den andere aan,
dat deze hem wilde dwingen om het Katholicismus aan te nemen.
Daardoor werd de regering zoo verbitterd, dat eene school, waar de
priesters jongelingen voor hunne dienst opleidden, tot den grond toe
vermeid werd. Na eenigen tijd werd het weder slil, en toen verza-
melde het volk zieh in grotten en holen om de mis te vieren.
Zoodra de opmerkzaamheid der mandarijnen van hen afgetrokken was,
begonnen zij weder te biechten, hunne formuliergebeden op te zeggen
en heidenen te doopen. De priesters verhalen dat er ook wonderen
geschiedden. Zoo werden b. v. in een bosch twee Chinezen door een
boozen geest aangevalien en geslagen. De eene was een Christen en
maakte dus het kruis, dat den geest aanstonds wegdreef. De andere
was een beiden, die op den beleediger vloekte en schold, en daardoor
nog duchtiger slagen kreeg. Toen wist hij zieh niet langer te
bergen, totdat hij ook een kruis maakte, den kwelduivel onlsnapte,
en terstond Christen werd. Bij eene andere gelegenheid scheen een
schotel met wijwater de kamer, waarin hij stoud , verlaten te hebben,
zonder dat men kon opsporen werwaarts hij zieh begeven had. Toen
verhief zieh een geweldige storm, en zie er moest een buurman komen,
om nieuw wijwater in het huis rond te sprenkelen, want anders zouden
de spoken het geheele gebouw omvergeworpen hebben. Maar van
het oogenblik af, waarop dit geschiedde, bleef alles stil. Van zulke
sprookjes bedienden zieh de zendelingen, om het geloof aan de heilige
kerk in stand te houden.
Van het Woord Gods hoort men niets in al dezen tijd van beproe-
ving, maar veel van getijboeken en andere kloosterachlige zaken, die
den belijders heilig waren. De vervolgiug werd vrijwillig geleden, om
slechts eenige ceremonies te kunnen verrigten en zieh de mis te laten
voorlezen. Daarvoor trotseerden de zendelingen eene eilende, als de
menschelijke natuur naauwelijks weerstaan kan. Vaak hielden zij zieh
in onbewoonde streken op, en hadden niet eens genoeg rijst te eten;
vaak zaten zij dagen lang in eene ellendige h u t, zonder dat zij het
durfden wagen slechts voor eenige oogenblikken buiten de deur te
komen. Het was inderdaad een regt Karlhuizers-leven, zonder ander
nut dan eenige kinderen of volwassenen te kunnen doopen, en velen
dezer zendelingen waren niet bekend met de landslaal, en buiten
Staat over geestelijke dingen te spreken. Als men dus bedenkt hoe
uiterst gering het gevolg, en hoe heldhaflig de opoffering was, dan
wenscht men vaak dat deze mannen om hunzelfs en hunner gemeenle
wil aan eene heiliger zaak hun leven gewijd hadden.
Onder al die kwellingen konden deze menschen met elkander den
vrede niet bewaren. Twee hunner twislten over de uitgestrektheid
van hun kerspel, en daar de strijd niet tusschen hen kon beslist worden,
werd de Roomsche overheid in Europa verzocht haar gevoelen
daarover op te geven en duidelijk te maken, wie gelijk had; opdat