
 
        
         
		King heu  in  de  hoofdstad  eene  wapenschouwing  en  merkte  tot  zijne  
 groolste  verbazing  op  dat  de  bekwaamste  en oudste krijgslieden reeds  
 voor het grootste deel  op  het slagveld gebleven waren.  IJverzucht jegens  
 den  naamkeizer  bezielde zijne borst,  hij  vreesde voor hem,  dewijl  hij de  
 middelen  tot  tegenweer  verloren  had;  daarom  zond hij  schielijk  naan  
 het paleis,  om  hem  van den troon te stooten.  In  den meest hulpeloozen  
 toestand  verscheen  de  monarch  voor den minister.  De kroonprins, die  
 reeds aan  King heu’s klaauwen ontsnapt was, wllde uit  kinderlijke liefde  
 tot  zijn  vader  hem  niet  verlaten  in  den nood.  Beide werden  naar het  
 verst verwijderd  paleis gebragt, en men  hoorde nooit raeer iets van hen;  
 tevens werden 20 personen van  het keizerlijk hof ter dood gebragt (851).  
 Toen stond  het  geheele rijk tegen  den overweldiger op.  King heu moest  
 de hofstad verlaten,  waar hij als keizer wilde  regeren, omzelf  den vijand  
 het hoofd te bieden.  Op den  Jang tse onderging hij eene nederlaag;  hij  
 streed  ten  tweedenmale  zoo dapper als een leeuw, doch  verloor al zijne  
 aanhangers.  Toen  nam  hij  het  roekeloos  besluit  om  zieh  op  zee  te  
 begeven.  Reeds was  hij  van zins om den Jangtse uit  te  loopen,  toen een  
 stadhouder  hem  betrapte  en hem het hoofd afsloeg.  Dit hoofd  zond  hij  
 den  nieuwen  keizer  ten  geschenke,  de  handen  aan den prins  van Wei,  
 en  den  romp  liet  hij  in de stad Nanking ophangen, alwaar die door het  
 woedend volk aan  stukken  gescheurd werd.  Geen enkele traan werd aan  
 zijne nagedachtenis gewijd. 
 De prinsen  van Wei zouden zieh gaarne gemengd hebben in de aange-  
 legenheden  van  China,  indien  er  geen belangrijke onlusten in hun eigen  
 land  hadden  plaats  gevonden.  Bij  gelegenheid  van  een groot feestmaal,  
 juist  toen de spijzen werden opgezet, werd  een generaal doorstoken;  zijn  
 broeder wreekte  den  moord,  en  stiet  zijn  vorst  van den troon.  Daarop  
 gaf  hij  aan  het  oostelijk  hertogdom van Wei den  naam van Tsi,  en werd  
 het  hoofd  eener  nieuwe  dynastie.  In  het  Noorden  hadden er insgelijks  
 nog  vreesselijke  oorlogen  met  de  woeste Nomaden plaats, zoodat het geheele  
 Chinesche rijk scheen te ziellogen. 
 In  zulk  een  bedenkelijk  tijdsgewricht  kwam  Juentiaan deregering,  
 die den troon te danken had aan het  geluk der wapenen van zijn generaal.  
 Hij  was  een  zeer  geleerd  man,  terwijl een  zijner broeders,  die hem zijn  
 groot geluk benijdde,  als eenbekwaam veldheer bij het volk bekend stond.  
 Reeds  had  hij  de  sprekendste  bewijzen  gegeven dat hij  een  goed regent  
 was,  want  in  zijn  regtsgebied  heerschte vrede en welvaart.  Hij waagde  
 het  derhalve  zieh  als  legenkeizer  te  vertoonen;  maar  werd  geslagen. 
 Dewijl hij zijn woord verbroken had, öm van zoodanige eerzuchtige planneu  
 afstand  te  doen,  vervolgde  Juen ti  hem  met  allen  ijver  en ruimde  
 allen  tegenstand  uit  den weg.  Bij  zijne troonsbeklimming versehenen de  
 gezanten  uit  het  Noorden  van  de  staten  Tsi  en  Wei.  De keizer ontving  
 de  eersten met de grootste  eerbewijzen  en  bekreunde zieh weinig aan de  
 laatsten.  Toen  dezen  tot  hunnen  opperheer teruggekeerd waren,  klaag-  
 den  zij  luide  over  die  minachting,  en  de  vorst  van  Wei  was  zoo  
 gebelgd,  dat hij  aanstonds  met  een  ontelbaar  leger China  binnenrukle.  
 Juen ti  was  niet  in zijne hoofdstad en trachtte vruchteloos de benoodigde  
 troepen  tot  zijne verdediging op te roepen.  Daar stond op eens  het leger  
 der Tartaren  voor  de  poorten,  en  de  hulpelooze  monarch,  tot  dappere  
 tegenweer bereid, hoopte zieh zoo lang staande te houden, totdat zijneeigen  
 Soldaten ter zijner hulp  konden toesnellen.  Maar deze verwachting was te  
 vergeefs.  Reeds  was  de  vijand  in bezit van de loopgraven, toen de dap-  
 perste  officier gewond werd en sneuvelde.  In zijne vertwijfeling wreekte  
 Juenti  zieh  op  de  bibliotheek,  die  400,000 boeken  telde, en stak die in  
 brand, brak zijn zwaard in  stukken,  dewijl noch wijsbegeertenoch krijgs-  
 kunde  eenige  waarde  hadden,  en  op  een  wit  paärd  gezeten reed hij  de  
 stadspoort  uit.  Zoodra  de  prins  van Wei  hem in  het oog kreeg,  gelastte  
 hij zijne trawanten om hem  te dooden (554) en liet de stad  plünderen. 
 Nu  ontstond  er  onder  de generaals een strijd over de troonsopvolging,  
 die eindelijk ten gunste van Kingti beslist werd.  Deze was nog een oner-  
 varen jongeling en moest het werk der regering eerst leeren.  De generaal  
 Tschinpasien  was  zijn  steun,  door  wiens  beraad hij  den schepter  ver-  
 kregen  had.  Doch  de andere yorsten waren hoogst ontevreden, dat men  
 hun  de  voorkeur niet  gegeven  had,  en  zij  trokken het zwaard, om zieh  
 met  geweld  den  weg  tot  den  troon  te  banen.  Tegen  zulk een ervaren  
 generaal, die reeds in het Zuiden de grootste overwinningen op de barbaren  
 behaald had,  konden zijne oorlogvoerende verwanten zeer weinig  uitrig-  
 ten;  hun leger werd in een beslissenden slag bij kans vermeid.  Eenlweede  
 opstandeling,  wiens  zeer goed  ingerigt  leger  oök  niets vermögt, slaagde  
 weinig gelukkiger. Kingti zouthans wei in rust geregeerdkunnen hebben,  
 maar zijn dienaar Tschinpasien was te belust naar het bezit van de opper-  
 magt,  dan  dat  hij  zoo  iels  had  kunnen  gedoogen.  Hij  rustte dag noch  
 nacht,  totdat  hij  de  oorkonde  van  King ti’s afstand  verkregen  had,  liet  
 vervolgens  (557) den monarch op de beleefdste wijze  in  een  ander harem  
 brengen,  en  nam  zelf het roer van Staat in handen,  onder den naam. van  
 Kao  tsu, terwijl  hij  zijne dynastie die van Tschinbetitelde.