
 
        
         
		dapperste  vaderlanders allen moed,  en  de verovering des  lands werd als  
 een afgedane zaak aangemerkt. 
 Bijkans ter zelfder  tijd  stierven  er drie vorsten:  de koning der Kin, de  
 hertog  van  Hia,  en  Ning  tsong,  de  Chinesche  keizer  (1224).  Deze,  in  
 plaats  van  de  Kin  te  helpen,  verblijdde  zieh in  hun naderenden onder-  
 gang,  onttrok  hun  de  schatting  en  sloot  bij herhaling een verbond met  
 Tsching gis ter uitroeijing van den gemeenschappelijken vijand.  U tu bu  
 was  dwaas  genoeg,  om  den  Chinezen  den  oorlog  te  verklären  en  zijn  
 uitgemergeld land aan  hunne verraderlijke aanvallen bloot te stellen.  De  
 Staatkunde  van  het  hemelsche  Rijk met vreemdelingen was altijd eigen-  
 aardig,  en  de  ministers  beijverden  zieh  om  den  val  van  hun  land  te  
 bespoedigen. 
 Ning tsong was,  over het geheel genomen,  een zeer goed regent,  maar  
 geenszins  een  goede  zoon.  Hij  had  tijds  genoeg,  om zeer veel voor zijn  
 land te doen;  want nog rolde het onweder onschadelijk op verren afstand  
 van zijn rijk.  De Chinezen genoten tijdens zijne regering ook zeer groote  
 voorregten.  Ongelukkig  brandde  de  hoofdstad  ten  derdemaal  bijkans  
 geheel af;  maar Ning tsong deed zeer veel,  om het  onnoemelijk leed met  
 eene vaderlijke hand  te  verzachten.  Men  zou  hem misschien  met  Lode-  
 wijk XII,  koning van f  rankrijk,  kunnen vergelijken.  * 
 De Mongolen,  die  het  op  de verovering der wereld hadden toegelegd,  
 konden  ook  niet  rüstig  blijven,  zoolang  de  Kin  nog  een  enkele  streek  
 lands bezaten.  Spoedig drongen zij  in  de staten der Hia door,  en streden  
 er lang,  zonder evenwel iets beslissends uit te rigten;  want  de inwoners  
 waren alle Soldaten.  Menheeft bewijzen,  dieboven alien twijfel verheven  
 zijn,  dat de nomaden zieh in  dezeveldtogten bedienden van een mengsel  
 van zwavel  en salpeter, om steenenenzelfskogels uit lange ijzerenbuizen  
 te slingeren.  De gelukkige uitkomst,  waarmede de Mongolen de sterkste  
 steden  aantastten,  bewijst  zeer  veel  voor  hunne  behendigheid  in  deze  
 kunst.  In  het land van de Hia verdedigden de inwoners zieh zoo moedig,  
 dat duizenden hunner dapperste strijders sneuvelden.  Eens had men hun  
 zelfs  reeds  eene  vesting  overgeleverd,  toen  de  burgers bij  scharen naar  
 buiten kwamen,  niet om zieh  te onderwerpen,  maar om de wreedaardige  
 vijanden te vernielen. Dezen zagen zieh van alle kanten  door wanhopigen  
 omsingeld,  en  ondergingen  eene  vreesselijke  nederlaag.  Maar  nieuwe  
 horden  kwamen  uit  het  noorden  aanzakken,  waar  het  aantal  der men-  
 schenmassa’s  onuitputtelijk  scheen.  Nadat  tienduizendtallen  onder  de  
 vreesselijkste martelingen  het leven er bij  hadden  ingeschoten,  kon men 
 de  ijzeren  strijders  niet  langer  wederstaan,  en  het  geheele  hertogdom  
 met woestijnen  en landerijen werd bij Mongolie ingelijfd. 
 Nu  trok  men  met  nog  grooter  woede naar  het land  der Kin.  Men be-  
 wees den vreesachtigen Tartaren  van  dit rijk geen genade,  terwijl de Chinezen, 
  die nu bondgenooten der Mongolen geworden waren,  dikwerf met  
 veel grootmoedigheid jegens dezen overigens zoo onverbiddelijken vijand  
 handelden.  In  het  jaar 1227  overschreden  de Mongolen  voor  het  eerst  
 de grenzen  van China,  en trokken  vervolgens  met  grooten  spoed Honan  
 binnen.  Daar  hield  eene  vesting  hen  tegen  in  hunne vaart.  Aanstonds  
 begonnen zij  den aanval;  maar  op  de  muren  stonden wakkere Soldaten,  
 die  allen  eerst  neergesabeld  moeslen  worden,  eer  er  aan  overgave  te  
 denken was.  Toen  zeide de  bevelhebber tot  zijne vrouw:  «red  u,  want  
 alles  is  verloren. )>  Zij  antwoordde:  «nooit  zal  ik  eene daad bedrijven,  
 die met de  trouw aan  het vaderland in  slrijd is,»  en  nam daarop vergift.  
 Haar voorbeeld spoorde anderen  tot zelfmoord aan,  en  toen de Mongolen  
 met geweld binnenrukten,  vonden zij slechts lijken.  In plaats van zieh  
 tot  den  laatsten  droppel  bloeds  te  verdedigen,  houden  Chinezen  en  
 Tartaren  het tot op den dag van heden voor zeer verdienstelijk,  zichzelven  
 het  leven,  dat  den  Allerhoogste  alleen  toebehoort,  te benemen,  en met  
 snood  zelfbehagen  tot  den regterstoel des wereldbestuurders  te naderen,  
 om  daar vöör den  tijd  hun oordeel  te ontvangen. 
 Tsching gis smaakte deblijdschap, om nog vöör zijne lerugreis de oude  
 vorstin  van  Liao  voor zieh te zien.  Deze kwam met groote staatsie in het  
 leger,  om  van  hem  een  bevel  te vragen,  waardoor  een harer zonen den  
 troon beklom.  Zij  hadden zieh goed in  hetMongoolsche leger geweerd, en  
 de  Khan  eerde  de moeder van zulke dappere zonen.  Hij  bood  haar rijke  
 geschenken  aan,  gaf  ook  ter  harer  eere  een feest en  bepaalde voorts  dat  
 haar zoon regeren zou overeenkomstig  haar verlangen.  Dit was de  laatste  
 blijdschap,  die  de  veroveraar  smaakte;  want  nu werd  hij,  even als de  
 geringste sterveling,  eene prooi  des doods (1227).  In woeste, uiigestrekte  
 en  aan  gevolgen  rijke  togten  overtrof hij Alexander verre,  gelijk ook in  
 dierlijke  ruwheid  en  onverzadelijke  ondernemingszucht.  Gene  liet  aan  
 deoverwonnenenGriekschebeschaving na, deze eilende en dood. Doch de  
 grootmoedigheid,  aan trotsche overwinnaars eigen,  was hem niet vreemd,  
 enin den kringzijner generaals,  die allen, volgens zijne keus,  uitstekende  
 helden waren,  betoonde hij  zieh altijd welwillend en vriendelijk,  zoodat  
 zij  gaarne  hun  bloed  voor  hem  stortten.  Zij  ondernamen de avontuur-  
 lijkste  togten,  omdat de Khan  het zoo wilde.  Andere onderdrukkers der