
 
        
         
		vijand,  die  uit hoofde van  den  spoed zijner marschen niet onderrigt was  
 van  zijne  komst.  Toen  de  beide  legers  elkander in  het oog kregen liet  
 Hu pi lai  eerst de waarzeggers vragen, of zijn aanval een gewenscht gevolg  
 zou  hebben.  Zeer  natuurlijk  beantwoordde men zulks  na het onderzoek  
 van  verschillende voorteekenen toestemmend,  en nadat zijne krijgslieden  
 zieh  twee dagen stil gehouden  hadden om van hunne groote inspanningen  
 te bekomen,  gaf hij  bevel  tot  den  aanval.  Hijzelf  was  gezeten  op een  
 prächtigen  olifant met de keizerlijke banieren,  en moedigde de Soldaten  
 aan  tot  den  wanhopigen  kamp.  Eerst  schoot men een  ontzettend  aantal  
 pijlen af;  vervolgens werd men  handgemeen met de lans  en eindelijk met  
 de  knods,  zoodat  er  geheele  hoopen dooden op het slagveld lagen  uitge-  
 strekt. Na jan was volstrekt nietvoorbereid op dezen onverwachten aanval,  
 en  onttrok  zieh  op  den  morgen  van  den  slag  aan  de armen eener boe-  
 leerster, om den onoverwinnelijken met speer en ruitersaf te slaan, tevens  
 zeer  spijtig,  dat  zijn  bondgenoot  Kai  du  hem  niet  eerder te hulp was  
 gekomen.  Maar  zijne  aanhangers  weerstonden  dapper  de  banieren van  
 Hu pi lai, en de strijd  bleef lang onbeslist. Na jan had  het kruis, waaraan  
 hij sebijnbaar hulde beloonde, voor zijn leger uit laten dragen,  en dit vol-  
 gende  rekende  hij  zieh  verzekerd van de overwinning,  vooral daar zijne  
 troepen  hem  hartelijk  lief  hadden  en  volgaarne  hun  bloed  voor  zulk  
 een  weiwillenden  meester  vergoten.  Maar  het  einde  van  den  slag  was  
 niet  gelijk  -men  verwachtte;  nadat  duizenden  bij  den strijd der vorsten  
 hetleven verloren hadden, werd Na jan gevangen genomen, tusschen twee  
 tapijten  gestopt  en zoo lang heen en weder geschud,  totdat hij den geest  
 gaf.  Hu pi lai keerde nu terug naar de  hoofdstad, waar hij  zijne gene-  
 raals op de schitterendste wijze beloonde,  prächtige feesten liet aanriglen,  
 en  zelfs  de  Christenen  niet  vergat,  höezeer  zijn  mededinger  naar  het  
 uiterlijke dier godsdienst was toegedaan. 
 Wel  had  het  hoofd  des  opstands  zijne  vermetelheid  met  het  leven  
 betaald,  maar  nog  gloeide  de  haat  tegen  Hu  pi lai die  nu als Chineesch  
 keizer,  niet als Khan der Mongolen beschouwd werd. Spoedig vertoonden,  
 zieh  nieuwe  scharen  van  misnoegden, die  eene  zeer dreigende houding  
 aannamen.  Ditmaal wilde de vorst,  vermoeid van den oorlog, hen niet met  
 geweld  van  wapenen  tot  onderwerping  dwingen,  maar  zond  den erfge-  
 naam  des  troons  Ti mur, een  goedhartigen prins,  om hen door liefde en  
 vertrouwen  tot  hunnen  pligt  terug  te  roepen.  Hierin  slaagde  hij  zeer  
 gelukkig;  hij  herstelde  spoedig  rust en vrede  zonder eenig bloed te ver-  
 gieten.  Maar  zoodra  hij  zieh  met  zijn  leger  verwijderd  had,  werd  de 
 beroemde  generaal  Pe jen  tot  stadhouder  van Mongolie benoemd,  doch  
 ontkwam  het ter naauwernood met behoud van zijn leven; want de Tar-  
 taren hielden hem  voor den heftigsten partijganger van den gehaten Khan  
 en wilden hem  vermoorden. Hij  ondernam  schier niets  tegen de vijanden  
 der  openbare  rust,  hoewel  hij  naderhand een vrij  groot leger op de been  
 bragt, zoodat hij  verdacht werd van met de opstandelingen te heulen.  De  
 kroonprins verving dus weder zijne plaats; maar om den ouden krijgsman  
 niet te beleedigen, maakte men hem tot eersten minister, en als een tweede  
 Wellington moest hij nu ook het rijk regeren. 
 5 .   B e s t d u r .   Na de overwinning van  het Chinesche volk  vond de keizer  
 zieh  genoodzaakt  het  dezelfde  staatsregeling  te  geven als het  land die te  
 voren  had  gehad.  ’t Was  het  groote  doel  van  zijn  streven,  om  zieh  
 met  alle  deelen des  bestuurs  bekend te maken.  Hij  spaarde moeite noch  
 kosten,  om  alle  takken daarvanin  den grond  te  kennen.  Dit was  zonder  
 twijfel  voortreffelijk;  maar  de  theorie  is  nog  geene  praktijk,  en  alzoo  
 beging  Hu pi  lai dikwijls groote fouten zonder het zelf te weten.  Hij  had  
 bovendien  duizenden  verdienslelijke  officieren  die  hij  moest  verzorgen,  
 en  nu  maakte  hij  hen  tot  burgerlijke  ambtenaren.  Het  waren  echter  
 meerendeeis  vreemdelingen,  velen  onder  hen Mohammedanen,  die met  
 ongehoorde  gestrengheid  regeerden  en  het  volk  drukten.  De  volkshaat  
 verkreeg daardoor steeds nieuw voedsel, enhetontbrakook niet aan regt-  
 zinnige  Chinesche  geleerden,  die  zieh  achteruitgezet  meenden  en  het  
 vuur  der  tweedragt  aanbliezen.  Daarbij  bevonden  zieh thans  nog in het  
 geheele  land  vele  vorsten van den bloede en beroemde hoofden, die zieh  
 alle  met  het merg des volks  voedden  en ontzettende uitgaven vorderden.  
 Voegt men  hier nog bij  de  oorlogen die Hu pi lai voerde, en zijne onver-  
 zadelijke hebzucht, dan moet het ons niet verwonderen, dat deze zoo groote  
 man  zieh van zeer ongeoorloofde  middelen bediende om zijne schatten te  
 vermeerderen. Een Chinesche  staatsman gaf daarom den raad om zieh van  
 denzeehandel,  die teTsiuen tscheugevestigd was, meester te maken en het  
 zoo te beschikken,  dat een derde deel van de winstaanden keizer werdafge-  
 staan.  Daarenboven moest ook  het verkeer met Mongolie een alleenhandel  
 worden, zoodat het hof belangrijke sommen kon trekken van de goederen,  
 die derwaarts gezonden of van daar teruggebragt werden. Deze voorslag be-  
 viel-Hupilai ongemeen,  en hij berekende reeds vooruit welke ontzettende  
 sommen  hem  door  die verordening  zouden  geworden  toen  de  uitvinder  
 van  dit  plan,  door  de vertoornde volksmenigte aan stukken gescheurd en  
 aan  de  woede van  het gemeen prijs gegeven,  in een  put geworpen werd.