
ons vermoeden, dat eenigen der ongelukkigen zieh te naauw aan de pries-
ters hadden verbonden, en dat misschien in de zamenzwering een Porlugees
was gewikkeld, weshalve ook kij den dood onderging. Hunne verkleefdheid
aan en volharding in de belijdenis hunner godsdienst, onder het vreesse-
lijkst lijden en bedreigingen, strekken hun tot groote eer. Misschien waren
zij een veel beler lot waardig. De eerste siap dien de keizer deed,
was de verbeurdverklaring hunner goederen, en van ditoogenbljkaf verschonen
de prinsen als bedelaars, die vaak het noodzakelijksle tot
levensonderhoud misten. Een hunner werd een ijverig uitbreider van
het pausdom en bragt zieh daardoor in zeer groote ongelegenheden,
die hem bijna het leven koslten. Jong tsching oogsite nogtans geeu
roem door het uitroeijen van dezen stam, en de gevolgtrekking waarloe
men komt, is, dal ijverzucht en wraakzucht hoofdtrekken van zijn karakler
waren, en dal hij aan dezen gruwelijken hartstogt het geluk en de
welvaart zijner naaste bloedverwanlen. ten offer bragt.
Omtrent het inwendig staatsbestuur vinden wij slechts zeer weinig
berigten in de openbare slukken; het is echter zeer waarschijnlijk,
dat Jong tsching de inrigtingen van zijn’ vader in stand hield, en iels
beters zou hij ook niet wel gedaan kunnen hebben. Hij stelde de manda-
rijnen onder een gestrenger opzigt, en vorderde van hunne oppersten
een zeer volledig berigt, verdeelde hen in klassen overeenkomstig hun
gedrag en maakle de stadhouders verantwoordelijk voor hunne hande-
iingen. Dit scheen natuurlijk iets zeer heilzaams te zijn; maar de
ondervinding leerde dat zulk eene verordening aanleiding gaf lot leugens
en omkoopingen; nieltemin duurt zij met al hare nadeelige gevolgen
tot op dezen dag voort. v
Het schijnt dat de monarch weinig tot wezenlijke verbetering des
lands gedaan heeft, de eenige uitzondering is bet graven van sommige
kanalen, gedeeltelijk om de overstroomingen tegen te gaan, gedeeltelijk
om de gemeenschap te bevorderen.
Onder zijne regering (1730) had er ook eene vreesselijke aardbeving
te Pe king plaats, die een groot gedeelte der stad in een puinhoop
veranderde en duizenden menschen het leven kostte. De schokken
waren hevig; het hecktste gebouw, het paleis kreeg scheuren, terwij!
de woningen der burgers bij geheele slraten instortten. Op verscheiden
plaatsen spieet de grond, en er steeg een zwarte verstikkende damp
uit op, die zieh spoedig allerwege verspreidde, endanslolen de spleten
zieh weder. Ook de keizerlijke zomerkasteelen builen de stad werden
zöö besehadigd, dat zij weder als van nieuws moesten opgebouwd worded.
Toen het onheil voorviel, ging Jong tsching längs den oever van
een kanaal wandelen; hij viel ter aarde toen hij de schokken gevoelde.
ln een openlijk edict beleed hij weder zijne schuld, en schreef de
ramp aan den toorn des hemels toe. Zoover de verwoestingen zieh uit-
streklen, lenigde de monarch het leed door rijke geschenken in geld,
en besteedde vier millioen oncen zilve'r om de schade te herslellen.
Ook de vervolgde zendelingen ontvingen duizend oncen.
Dit brengt ons weder tot de Jezuielen. De keuze van Jong tsching
tot keizer was hun zeer onaangenaam; want zij kenden dezen prins
zeer goed, en wisten maar al te wel dat hij nooit hun beschermer
zou worden. Enkelen hunner koesterden ook het vermoeden, dat het
testament, hetwelk hem de kroon loekende, ondergeschoven was, en
zouden zieh zonder twij lei geliecht hebben aan den eersten magtigen
tegenstander den besten, die zijn regt op de kroon had doen gelden.
Al hadden de Jezuieten zieh ook nooit met regeringszaken bemoeid,
dan zou nogtans hun vroeger gedrag len opzigte van de geschillen,
en Jong tsching’s groote afkeer van al wat vreemd was, den val derleeraren
zijns vaders na zieh gesleept hebben. Daarenboven kon hij nooit beler
de gunst der Chinesche geleerden winnen , dan door de onderdrukking
vau vreemdelingen, die door meerdere kundigheden de wijsbegeerle
van Kong fu tse in de schaduw plaatsten. De monarch wilde intusschen
den schijn niet aannemen, dat hijzelf hunne vervolging gelast had.
Daarom zweeg hij bij al de verschillende aanklagten en liet alleen
de opperste gereglshoven handelen. — Eene schriftelijke klagt van
een’ afvalligen onderwijzer in Fo kien gaf hierloe aanleiding. Hij rigtle
haar aan den stadhouder, sprak over de prächtige kerken door de
Roomschen gebouwd, over hunne leerstellingen, die zeer verderfelijk
waren voor de regtzinnigheid, vooral de oorbiecht, de monnikenorden
en andere misbruiken, en eindigde met een ernstig verzoek, om de
leeraars uit het land te verdrijven, de kerken tot betere einden te
gebruiken, en het volk terug te brengen tot het ware geloof. Ditaari-
zoek werd door den gouverneur ondersleund, en bij het geregtshof
voor de gebruiken goedgekeurd. Toenmaajs stond een Duilscher (Keglei,
derlialve de derde van deze natie) aan het hoofd van het sterrekundig
geregtshof; hij beproefde door geheime mededeelingen des keizers toorn
af te wenden; intusschen gelukte het hem niet. Nu traden ook de
andere zendelingen op, om zieh met medehulp der overige prinsen voor