
 
        
         
		een  voortrcffelijken  slerrenmeter  vervaardigde.  Het  gcta!  derzulken  was  
 echter klein. 
 In  den aanvang zijner  regering  had  ’s vorsten  moei  zieh  tegen al  zijne  
 maalregelen aangekant,  en  door sluwheid en  leugentaal  de getrouwste en  
 bekwaamste  ministers  van zijne zijde verwijderd.  Weldra  beproefde  zij  
 met hare handlangers  om  den  keizer  ler dood  te brengen;  maar  dewijl  
 het  plan  nog  tijdig  genoeg  ontdekt, werd,  ontving  zij  het  beve]  om  
 zichzelvc  te  dooden,  hetgeen de arglistige  vrouw  ook deed.  De keizerin  
 die nu  len  troon verheven was beminde hären gemaal  hartelijk,  doch  had  
 geene kinderen.  Op aanraden  van hären  broeder,  liet zij  een monnik bij  
 zieh  komen,  die  haar  door middel  vari zekere ceremonien  dit geschenk  
 des hemels beloofde te geven.  Nu wilde hij de beide polen  bidden en  bo-  
 vendien den grooten beer aanroepen.  Toen de monarch dit vernam,  werd  
 hij woedend,  en veroordeelde den priester totdenschandelijkstendood,  en  
 de keizerin  tot slavin  in  het  paleis.  De  teedere  vrouw  kon dezen smaad  
 niet verdragen;  zij  stierfin het bewustzijn  harer onschuld,  diep betreurd  
 door  allen,  een  gedenkleeken  der  onmenschelijke  wreedheid  van  een  
 overigens zeer goeden  vorsl. / 
 Geheei verschillend gedroeg  Hiuen  tsong  zieh  jegens  zijne  broeders,  
 waarmede  hij  in de  hartelijksle  liefde  leefde,  gezamenlijk  at  en  sliep,  
 zonder  zieh  ooit  als  hun  heer te  betoonen.  Toen  er eens een  van  hen  
 ziek was,  snelde de keizer,  in  zoo ver de staatszorgen  het veroorloofden,  
 naar het krankbed,  en bereiclde met eigen  hand  de geneesmiddelen,  bij  
 welke  gelegenheid hij  zijn  baard  verbrandde,  hetgeen  tot  vele  gees-  
 tige opmerkingen zijner  hovelingen aanleiding gaf. 
 In  den  jare  714  bereisde  het  eerste  Arabische  schip  de kuslen  van  
 China,  en bragt kostbare paarlen  en  specerijen  aan.  Het  hof wilde echter  
 van  zulke dure dingen  niets hooren,  want de keizer  legde  zieh  op  spaar-  
 zaamheid  loe en  leefde  genoegzaam  als een  ambteloos  burger.  De  Chi-  
 nesche jonken waren  tot  hiertoe  zonder  vergunning,  zoo  als  ook  nog  
 heden,  naar de  landen  van  Indie gegaan ;  hunne  reizen  waren  echter  
 zeer langdurig,  en daar  zij  längs de kuslen  voeren,  geleken hunne groote  
 vaartuigen  op eene kleine  stad,  waar men allerlei  tuingewassen  plantte,  
 om  de- matrozen  voor  scheurbuik  te  beveiligen.  Dikwijls  gingen  deze  
 plompe schepen  te grond,en daardoor leed dehandel belangrijke stoornis. 
 De inwendige  toestand  des  lands  was  zeer  bloeijend;  men  telde  de  
 gezinnen  en  vond  er  7,069,000,  die  te  zamen  41  millioen  zielen  uit-  
 maakten.  Alleen  het  middelste  gedeelle  van  China  was  daaronder bcgrepen; 
   wanl  van  het  Zuidcn  was  tot  dus  vor  nog zeer  weinig aan  de  
 regering onderworpen,  en  het  Noorden  werd  te zeer  verwoest  door  de-  
 horden der barbaren,  dan  dat  de  grenslanden  in  eenen  Staat  van  bloei  
 konden  verkeeren. 
 In den oorlog met de Tartaarsche vorsten  was  het  geluk  zeer  afwisse-  
 lend;  jammer  slechts  dat  de  keizer  zieh  met  hunne  aangelegenheden  
 bemoeide.  De volken van Koko  nor  sloegen  bij  herhaling  de  legers  der  
 Chinezen,  daarop  deed het  magtigste  opperhoofd aanzoek  om  eene ge-  
 malin uit de familie  des  keizers,  en  de boeken  der  klassieken  ter zijner  
 onderrigting;  na langdurig  overleg  stond  men hem  ook dit laatste  toe.  
 Eenige Grooten wilden zulks echter niet, want zij vreesden dat de barbaren  
 door het lezen evenzoo wijs zouden worden  als de Chinezen,  en naderhand  
 ook leeren,  hoe  het Iand  te regeren was. 
 Een  arme slaaf  was  van  Man  tschuria  naar  China  gevlugt;  daar  hij  
 zeer veel  talenten  bezat,  trok een Chinesche officier  zieh zijner aan.  Zijn  
 naam  was Gan  lo schan.  Daar  hij  een  zeer  innemend  voorkomen  had,  
 werd  hem  spoedig  een  klein  leger  toeverlrouwd,  dat  echter  door  de  
 Tartaren  geslagen werd;  toen  hij  niet tot  zijn ouden meester kon  terug-  
 kecren,  zocht hij  zijn  geluk aan  het hof.  De  keizer werd  door zijn vrien-  
 delijk  en trouwhartig  voorkomen  zoo ingenomen,  dat hij  hem  bestendig  
 bij  zieh hield.  Gan  lo schan  zocht hem ook  te  overreden,  dat hij  hem  tot  
 in den dood gelrouw  wilde  zijn,  en gewaagde zelfs  van een  teeken,  hetgeen  
 hij voorwendde dat  de  hemel  hem gegeven had om  hem  te verster-  
 ken in zijn ijver voor zijn heer. Hij  zag namelijk  een groot aanlal wormen  
 voor zieh,  en deed een gelofte dat, wannecr hij aan Hiuen tsong niet gelrouw  
 kon  zijn  tot  in  den  dood,  deze wormen  zijn  hart  zouden  doorknagen,  
 maar  zoo  ja,  dat  dan  het  ongedierte  lerstond zou  vernietigd  worden.  
 Naauwelijks waren  deze  woorden  uitgesproken,  of  er  kwam  een aantal  
 -vogels aanvliegen, welke de wormen oppikten. Op een anderen dag zat hij  
 met zijn dikken buikin  ’s keizers tegenwoordigheid, toen deze hem vroeg:  
 «Gan  lo  schan,  wat  hebt  gij  in  uw  balg?»  «Uwe Majesteit,»  hernam  
 hij,  «mijn  buik  is  vol trouw  en  genegenheid.»  Later  maakle  de keizer  
 hem  tot prins  van het rijk,  en  gaf  hem eene groote  streek lands in  bezit.  
 Toen ontwaakte bij hem  de  trouwelooze  gedachte,  om  zijnen  weldoener  
 van den  troon te stooten;  hij  zond eerst de getrouwe officieren  weg, wier  
 plaalsen  hij met  zijne  eigen  werktuigen  bezette.  Nog wilde de monarch  
 geen  geloof hechten aan  zijne kwade oogmerken,  toen  de  bekentenis van  
 een  kamerling en het aanlal  paarden,  dat hij  uit Tarlarije  liet  halen,  hem