
een vassaal van den oppermagtige te worden, doch rekte zijn leven
daardoor slechts kort. Hij stierf weldra (236) kinderloos, na eene eilen-
dige regering van 39 jaren, waarin men ter naauwernood gewag maakte
van zijn naam.
Thans bleef er nog een zeer kleine prins uit het huis van Tscheu in
Honan over, om wien zieh niemand bekommerd zoii hebben, indien hij
zieh niet als een der moedigste verdedigers van de heerschappij zijner
vaderen betoond had. Onderscheidene vorsten hadden zieh reeds aan
Tschao onderworpen; hij benoemde zieh daarom zelf tot keizer, en
bragt als hoogepriester van de geheele natie een offer aan het Opperwezen.
Nadat hij den beker der vreugde geledigd had, nam de dood hem weg,
en het bleef voor zijn opvolger bewaard, om den laatsten afstammeling
uit het huis van Tscheu tot de klasse van het gemeen te vernederen.
Aldus eindigde deze uilgestrekte, beroemde dynastie, zoo hoog geprezen
door dichlers en wijsgeeren.
Hoe veel was er niet gedurende dezen tijd in het westen voorge-
vallen, en hoe spoedig volgde daar de eene gebeurtenis op de andere,
terwijl in China alles om hetzelfde punt rondwentelde. De Perzische
monarchie, in het gevoel harer kracht, en de Grieksche stammen bespottend,
strekte zieh uit naar zuidoostelijk Europa, en daar stuitend op
de magt van Athene en Sparta, bevestigde zij het overwigt van het
kleinste werelddeel op de onmetelijkste landen en talrijkste volken, dat
Europa tot op dezen oogenblik behouden heeft. Terwijl de hooggeroemde
helden van Griekenland, mannen als Themistocles, Aristides, Miltiades,
Alcibiades en Pericles epoque maakten, kan men de groote dichters
en redenaars van dat bloeijende tijdvak nimmer vergeten. Slechts in
tijden van gevaar en angst, van druk en ondergang kan de geest der
Volkeren in beweging gebragt, kennen de grootsle eigenschappen tevoor-
schijn geroepen worden, die anders allijd gesluimerd zouden hebben. —
Onteerend voor een volk zoo rijk aan geest als die Grieken, zijn hunne
onderlinge twisten, die niettemin welras, nadat zij onuitsprekelijk on-
heil gesticht hadden, in de alleenheerschappij der Macedoniers eindig-
den. Doch dit is wederom een epoque in degeschiedenisdermenschheid,
waarvan wij iets gelijksoortigs in China vinden, zooals in het vervolg
blijken zal. In het- verwijderde westen bewoog zieh reeds de reusach-
tige magt, hoewel met zeer vele hindernissen kampend, die door den
Eeuwige bestemd was om den schepter over de wereld te zwaaijen. —
Zijn raad bestaat, voor enkele personen zoowel als voor geheele rijken,
en de onnaspeurlijke wijsheid van den Almagtige vertoont zieh in al
hären omvang, wanneer het oog door hooger licht beslraald tot den
Regeerder der wereld opziet.
TWEEDE AFDEELLVG.
DE D Y N A S T I E VAN TSIN.
(253—206 vöör Christas.)
Tscheu was reeds tot zeven steden beperkt; dit was de geheele uitge-
strektheid zijner magt, doch Tsin wilde hem ook deze niet laten behouden.
Daardoor zonk dit magteloos vorstenhuis terug in het niet,
nadat het langer dan eenige andere dynastie, zoowel in China als in alle
andere landen, den troon bezeten had. Hoe ongelukkig het ook eindigde,
toch schandvlekte geen zedelijk monster den naam zijner voorvaderen,
en zwakheid, geenszins ondeugden, bereidden het den ondergang. In
het begin der regering van den jongen Tschoang siang (249), dus was
de naam van den nieuwen prins van Tsin, wilde de beheerscher van
het tegenwoordige Tschi li eene proef zijner magt geven, en overviel den
Staat Tschu. De herlog van dit land sloeg hem evenwel en deed hem
wijken. Om iets groots uit te rigten, vond hij weldra weder'aanleiding
met eenen anderen vorst twist te beginnen.. De prins van Tsin verblijdde
zieh deswege, nam een tamelijk aantal steden weg, en lachte om de dwaas-
heid dezer menschen. Maar spoedig had hij reden om zieh te bedroeven;
want juist deze hebzucht joeg allen in het harnas, en een zeer dapper ge-
neraal, die het opperbevel over de vereenigde troepen verkreeg, versloeg
het leger van den trotschaard. Onverwacht rukte de dood Tschoang siang
weg (243).
Wij zijn thans genaderd tot den magligsten en meest onbeperkt gezag-
voerenden vorst, die de schandelijkste eigenschappen van een dwingeland
met de heerlijksle talenten van een vader zijns vaderlands vereenigde:
die zieh in het goede en het kwade beslissend vertoonde, en uit hoofde
van zijne willekeur en on-Chinesche denkwijze eenen schandelijken
naam in de geschiedenis verkregen heeft. Dit is Tsin schi hoang ti, de
keizer van Tsin.