
 
        
         
		werd  inet  groote  slaatsie  naar  het  paleis  gebragt;  de  keizer  viel  op  de  
 knien,  en  stiet  uit eerbied met zijn hoofd tegen  den  grond.  Naauwelijks  
 hadden de hovelingen dit bemerkt,  of zij gingen nog veel verder in hunne  
 aanbidding  en  bragten  de  rijkste geschenken  ten offer aan  het gebeente.  
 Dit  goochelspel  werd  bovenmate  geprezen;  maar  1  tsong  beleefde  het  
 einde  van  het  spei  niet;  hij  stierf reeds  in  het jaar 875,  en liet het rijk  
 na aan zijn minderjarigen  zoon Hi  tsong. 
 Er was groote duurte,  algemeene hongersnood in het Iand,  de  rampen  
 des  volks  waren  tot  eene  ontzeltende  hoogte  gestegen,  zoodat velen de  
 wijk  namen  naar  de  bosschen.  In  dezen  bedenkelijken  toestand was de  
 knaap een speelbal der kamerlingen en  der staatszuchtige ministers.  Wel  
 had  hij  een  voortreffelijk  man  van  groote,  reeds  vroeger  beproefde  
 talenten,  naar  het  hof  teruggeroepen,  maar  een  gierig  en  baatzuchtig  
 mensch,  skeizers  lieveling,  die  van stalknecht tot hooge eereposten was  
 opgeklommen, werkte hem zeer bepaald legen. Reeds waren duizendtallen  
 wanhopige boeren  in opstand  tegen  de regering;  want zij  hadden slechts  
 te  kiezen  tusschen  den  hongerdood  en  de afpersingen  der mandarijnen.  
 Reeds  kruisten  er  zeeroovers met belangrijke  vloten  längs de kusten van  
 Fo  kien  en  Tsche kiang,  die zeer groote verwoestingen aanrigtten en  de  
 bloeijendste  en  voortreffelijkste  steden  van China  plunderden.  Doch dit  
 waren slechts enkeleder onweerswolken,  die boven den jongelingzamen-  
 pakten.  Hij  koesterde  echter weinig  vrees,  zoo  lang het onwe,der in  de  
 verte rommelde.  En  toen het ongeluk zijn  eigen hof naderde,  en men in  
 het  paleis  begon  te  beven,  vermaakte  hij  zieh  nog  met  wedrennen,  
 hanengevechten en soortgelijk tijdverdrijf. Eensklaps naderden derebellen  
 de  poorten  der  hoofdstad;  hij  had nog  lijds genoeg om zieh te  verwijde-  
 ren; maar een gedeelte van de keizerlijke familie werd vermoord,  en allen,  
 die  de  belhamels niet wilden huldigen,  ondergingen hetzelfde lot.  Toen  
 bereikle  de verbittering  van de laatste aanhangers der Tang den hoogsten  
 top.  Met wäre vaderlandsliefde  en eensgezinde harten noodzaakten zij de  
 rebellen  tot  den  aftogt.  Het was  eene  groote  blijdschap in de hoofdstad  
 Tschang gan,  toen men deze tirannen zag aftrekken ;  maar zij was slechts  
 kort  van  duur;  want  spoedig kwamen zij  terug en  rigtten een algemeen  
 bloedbad aan;  duizenden inwoners verloren hun leven. Deze gruweldaad  
 moest  echter  niet  ongewroken  blijven;  de  verdedigers  des  vaderlands  
 hielden de opstandelingen binnen de stad ingesloten en noodzaakten hen tot  '   
 de vlugt.  De aanvoerder bleef nog achter;  hij  stak het prächtig paleis in  
 brand  en  wierp  zijnen  vervolgers allerlei  kostbaarheden  voor  de voeten, 
 om  hen  in  het  achterna  zelten  te verhinderen.  Hel ongeluk volgde hem  
 thans op de hielen;  de  tegenkeizer  zonk weldra  in zijn vorig niet  terug.  
 Geheei  anders  was  het  gesteld  in  het  leger  der  Tang.  Daar  hield  de  
 opperbevelhebber zieh altijd onledig met iets  te leeren van de verborgen-  
 heden  van de priesters der Rede.  Dezen hadden  hem  zoo vele tooverkun-  
 sten  vertoond,  dat  hij  zieh  als  een  zeer verheven persoon beschouwde,  
 door  den  hemel  ten  nutte  der menschheid  gezonden,  en  daardoor  de  
 slaatszaken  en  het  leger  geheelenal  veronachtzaamde.  Daarvoor  moest  
 hij  een  zeer  smadelijken  dood ondergaan;  zelfs werd hem  en  zijne  ge-  
 malin  de begrafenis geweigerd,  lotdat een medelijdend officier hem  deze  
 laatste dienst bewees. 
 Het  scheen  dat  de  banden  der  gehoorzaamheid onder de stadhouders  
 geslaakt waren, iederzocht voor zieh te regeren en zooveel geld als mogelijk  
 was  te verkrijgen,  len einde een talrijk leger te veld te kunnen  brengen.  
 Met  groote  verwachting  vestigde men  het  oog  op  den  keizerstroon,  en  
 ieder  dacht,  dat  hem  deze waardigheid  van regtswege  toekwam.  Om al  
 deze  onheilen  te  stuiten,  kwam  de .magtigste krijgsman op de gedachte,  
 om  zieh  lot  beschermer  des Rijks  te verklären,  en den keizer van  zijne  
 besluiten  afhankelijk  te  maken.  Doch  dit  bragt  nog grooter onlusten te  
 weeg;  want  thans  meenden  de  Grooten eene gegronde reden  te hebben  
 om  zieh  tegen  het hof te verzetten.  Hi tsong  zou  zieh nooit uit de onge-  
 legenheden  gered  hebben,  maar  de  dood  maakte  een  einde  aan  zijne  
 zorgen (888). 
 Tschao tsong, zijn broeder, was iemand die het bijzonder goed meende,  
 en  standvastig  in  al  zijne  ondernemingen,  zoodat  het  scheen  dat  hij  
 juist geschikt wasom  het heerschende kwaad te stuiten. Maar hetontbrak  
 hem  aan  magl;  het  gezag  des  keizers  was  beperkt  tot  de  landen in de  
 nabijheid  der  residentie;  de  stadhouders regeerden  onafhankelijk in de  
 provincien;  de  ministers  hadden  meer  invloed  in  bet  kabinet  dan  de  
 keizer zelf.  Nu wierp men  alle schuld  op  de kamerlingen, doch niemand  
 durfde hen  aan te vallen;  want zij maakten  den schrik uit van  het geheele  
 land,  en  een  soldaat  zou  veel liever  tegen  de wildste horden  in  het veld  
 gestreden,  dan  zieh  tegen  deze  ellendelingen. verzet hebben.  Toen  dus  
 het  leger  der  hoofdstad  zieh  eens  eenparig  verbond  ten  verderve  der  
 hovelingen,  bepaalde  de  aanval  zieh  tot  hunne aanziönlijkepakhuizen,  
 die geplunderd werden.  Zoodra  zijzelven  zieh  vertoonden,  trokken de  
 troeppn  in  allerijl  terug.  Dit  was  enkel  de  tooverkracht  van  hunnen  
 naam,  die  ons  onverklaarbaar  toeschijnt.  De  keizer  had  een oom,  die