
groot leger te verzamelen. Hiermede rukte hij tegen Tscheu op, die
voortging raet brassen en zweigen, en dikwijls drieduizend gasten
in het herlenkamp had, die, zieh met de darleiste muzijk vermaakten.
Toen Wu wang echter de waarzeggerij der schildpadden raadpleegde,
was de aanwijzing niet günstig voor den veldtogt; spoedig daarop
viel er gedurende vele dagen een hevige regen. Dus had hij nog
ledigen tijd, om met Tai kong over den oorlog te spreken en het
noodzakelijke van hem te leeren. Kort daarna stak hij eene rivier
over, toen er een groote visch in zijne boot sprong, dien hij terstond
offerde. Plotseling omscheen hem een lichtstraal. Zijne Soldaten werden
vervuld van eerbied, des keizers troepen konden den aanval
niet wederstaan, en trokken eensklaps af. Tscheü sin zag zieh door
allen verlalen, geen der dronkaards wilde hem in zijn jongsten nood
ondersteunen; hij stak thans het kostbare paleis in brand om met
al zijne schatten in de vlammen te vergaan. Toen de hitte te slerk
werd, vlugtle hij naar zijn slaapvertrek, waaruit hij, verslikt door den
rook, te voorschijn werd gehaald en door het volk met de voeten
vertreden. Tan ki waande den overwinnaar door hare bekoorlijkheden
te zullen betooveren, en ging hem te gemoet; doch, zij werd door
de Soldaten, die aansnelden om te blusschen, op den weg gegrepen
en vervolgens onthoofd. Des keizers broeder liet zieh aan handen
en voeten boeijen en met eeiujeaji; -»wecra Iws»' op een wagen naar
het verblijf van den overwinnaar brengen. Deze schonk hem met
de meeste minzaamheid vergiffenis en uitte zelfs het verlangen om
de kroon aan de verwanten van Tscheu op te dragen, waartoe even-
wel de grooten hunne toestemming niet wilden geven.
HET STAMHUIS, VAN TSCHAU.
(1122—225 voor Christus.)
Wu wangs inlogt in de boofdstad was prächtig. Hij was omringd
door zijne ministers en generaals, maar hoezeer dezen eene zeer indruk-
wekkende vertooning maakten, was de ernst en de waardigheid zijner
houding zoo zeer in het oog loopend, dat men den nieuwen keizer aan-
slonds onderscheiden kon van al de groote mannen, die hem ver-
gezelden. Al de schatten die in het hertenkamp bewaard werden, gaf
hij aan zijne Soldaten ten geschenke; de talrijke ligtekooijen en bij-
wijven gaf hij aan hare ouders weder. Dit veroorzaakte algemeene
blijdschap. Daar vele boeren uit vrees voor den oorlog de vlugt
naar het gebergte genomen hadden, schreef hij eene algemeene amnestie
uit, en riep hen terug naar hunne woningen. Om te loonen hoe
weinig haat hij koesterde tegen zijnen voormaligen heer, benoerode
hij diens zoon tot krijgsbevelhebber en nam de proef om de oude
staalsdienaren te blijven bezoldigen. Hoewel hij zelfs bij het graf van
den minister, w i e n Tscheu het hart uit de borst gescheurd had, offers
bragt, zoo kon hij toch geenszins al de ambtenaren van zijn voor-
ganger winnen. Een’ hunner, die zieh gekrenkt gevoelde door een
tweeden heer te moeten dienen, zond hij naar Korea, waar hij de
grondslagen legde tot een bloeijend rijk, dat in het vervolg regel-
matig zijne schatting opbragt. Twee anderen hielden Wu wang eens
op weg staande, en berispten in de bitterste bewoordingen zijnen
afval en later gevoerden oorlog. Zijn gevolg wilde hen oogenblik-
kelijk nederstooten, maar de vorst prees hunne trouw en den ijver,
dien zij jegens den gevallen monarch betoonden. Zij begaven zieh
weder naar de woestijn, waar zij van gras leefden, omdat zij het
koorn, in het rijk van den nieuwen heer gegroeid, niet wilden eten.
Toen herinnerde heu eene oude vrouw, dat het gras immers ook
in het gebied van Wu wang ontsproot, zij stierven van honger, om
den rebel zelfs geen enkel middagmaal versehuldigd te zijn.
Het land was tot rust gekomen, de vassalen kwamen en begroetten
Wu wang als den zoon des hemels. Deze rigtte een zeer groot
offer aan, waarbij ook zeer veel gegastereerd werd, en bragt zijnen
dank aan de huisgoden, voorvaderen en het hoogste wezen. Om
altijd deugdzaam te leven, graveerde hij de voornaamste zedespreuken
op zijne wapenen, waschbekkens en overig huisraad, opdat hij
nooit zichzelven mögt vergeten. Hij stichtle ook eene groote school,
waar ieder kind zonder onderscheid van rang werd toegelaten, en
ziin eigen zoon nevens den boerenjongen op dezelfde bank gezeten
was. Vervolgens regelde hij den adelstand en bepaalde voor ieder
eene streek lands, waardoor hij zieh de welwillendheid der menschen,
die den meesten invloed hadden, verwierf. Uit het zuiden
werden vele gezanten met schatting afgevaardigd, want men had
veel van zijne wijsheid en magt gehoord. Onder de geschenken waren
groote honden die men algemeen bewonderde. Daarom waar