
weldra werd hij door een deel van het nog overig gebleven leger als
regtmatig erfgenaam erkend. — Deze nam den titel Kuei aan, en
leverde zijnen vijanden een’ slag, waarin hij eene volledige overwinning
behaaide, maar ook liet leger van zijn mededinger, welks behoud van
het grootste gewigt was, zeer verzwakte. De Tartaren hadden slechts
op dit oogenblik gewacht; eensklaps vertoonden zieh hunne scharen
oni den ongelukkige te achterhalen, die het waagde, op een oogenblik
dat hij van vijanden omringd was , een burgeroorlog te voeren. De
aanvoerder van het vijandelijke leger was een Chinees, die zieh bijkans
zonder slag of stoot van de rijke hoofdstad Canton meester maakte. De
ongelukkige prins van Kuei, die zeer dapper legen zijne eigene landgenooten
gestreden had, bood den Man tschuren geen tegenstand, maar vlugtte
onder de leiding van eenige kamerlingen, de-bestendige medgezellen
der lafhartigen, van de eene stad naar de andere. Eindelijk kwam hij
in de hoofdstad van Kuangsi — Kuei lin genaamd, waar een bekwame
mandarijn hem begroelte en aanstonds een paleis bouwde. Naauwelijks
hadden de Tartaren daarvan gehoord, of zij waren met hun gewonen
spoed voor de poorten dier vesting. Maar weldra moesten zij onder-
vinden dat een man en geen kamerling hun legenstand bood, en hen
met groot verlies deed wijken. Toen waagden zij ten tweede maal terug
te komen; reeds was de vorst van Kuei gevlugt, reeds hadden de bewo-
ners van het platte land zieh voor de Man tschuren verklaard , toen de
Chinesche generaal hun geheele leger vernietigde. De overwinnaar van
Canton had dit naauwelijks vernomen, of hij riep zijne krijgslieden,
die lang zonder soldij gebleven waren, bijeen en vermaande hen om
niet langer onder de vanen der trouwelooze Tartaren te dienen. Het
geheele leger riep eehparig: leve onze keizer; elk soldaat sneed zijn
staart, het teeken der slavernij, af, en wierp het hair met de grootste
verachting op den grond. Toen deed hij eene oproeping aan alle stad-
houders, vermaande hen ernstig niet langer gehoorzaamheid te betoo-
nen aan de vijanden des vaderlands, maar als helden voor hunne
haardsteden te strijden. Deze oproeping had het gelukkigst gevolg.;
verschillende provincies verklaarden zieh weder vrij en de Tartaren
waren genoodzaakt een groot gedeelte des lands ten zuiden van den
Jang tse te verlaten.
Tsching tscliing kong, de zoon van Tsching tschi long, had lang gewacht
op de terugkomst zijns vaders, niet wetende dat hij in den leeuwenkuil
gevallen was. Toen zijn vader niet te voorschijn kwam, begon hij eindelijk
weder zijn oud beroep van zeeroover uitte oefenen, en verstrooide
de jonken der mandarijnen. Daarna gaf hij voor in de dienst van den
prins van Kuei te zijn, en veroverde de kusten van die provincie, terwijl
een Bonze met een troep boeren de Tartaren uit Fo kien verjoeg. Deze
kwamen echter in grooter getal weder en belegerden hem in Kien ning.
Hier verdedigde zieh de priester tot den laatsten droppel bloeds,
eindelijk rekende hij alles verloren en zocht den dood.
De twee generaals, die het bevel voerden over het Chinesche leger,
trokken naar Kiang si; want ook ten noorden van den Jang tse, had
zieh eene geheele provincie voor den prins van Kuei verklaard. Daar
streden zij als leeuwen, maar handelden niet zeer voorzigtig; zij leverden
veldslagen, waar de menigte der vijanden hun leger dood drong. Zij
moesten zieh dus op de vlugt begeven, in plaats' van de Tartaren uit
Nan king te verdrijven, gelijk zij gewenscht hadden. De overwinnaar
van Canton, die zieh van verdriet dronken gedronken had, en door
zijn bediende op een paard was gezet, viel bij den overlogt eener
beek in het stroömende water, waar hij verdronk en zijn lijk weg-
spoelde. Dit was het laatste leger dat voor China’s vrijheid streed.
Maar deze laatste heftige kamp (16-48) strekt der natie tot eer, en
indien hij met meer krijgskunde was voortgezet, dan zouden de
Tartaren zeer spoedig uit alle door hen veroverde plaatsen verdreven
geworden zqn.
De oorlog begon gelijktijdig mel den dertigjarigen en eindigde ook
juist omslreeks denzelfden tijd; eene merkwaardige bijzonderheid.
Deze oorlog stuitte den arbeid der zendelingen zeer belangrijk, en de
laatste vorsten der Mirig hadden zieh zeer onvriendelijk jegens hen
betoond. Het gevolg daarvan was dat de meeste Jezui'eten naar het
zuiden van China vlugtten, waar zij gedurende de onlusten rüstig hun
werk konden verrigten. De laatste verdedigers des vaderlands meenden
een steun in hunne vriendschap te vinden. Daarom betoonden zij zieh
niet alleen vriendelijk, maar onlvingen zelfs den doop door de handen
der zendelingen. Zoo lezen wij onder de namen der bekeerden Lucas
Tschin , Pan Achilles, Thomas Ki en anderen, die öf als generaals
öf als stadhouders beroemd werden. Een Duitsche Jezuiet doopte zelfs
de keizerin, wie hij den naam Helena gaf. Deze schreef in 1650 een zeer
ootmoedigen brief aan paus Alexander VII, dien zij een’ heiligen vader,
een’ zeer magtigen vorst, een’ leeraar der Kalholieke kerk en een’
stadhouder van Christus op aarde noemt, en tevens haar land en onder